Bedrijfsvoering, Cultuurbeleid, Presentatietechniek, Publiek en presentatie

‘Authenticiteit is het kernwoord’

Taco de Bie
Gepubliceerd: 18 juli 2017 om 11:21   /   door

Tentoonstellingsmaker Taco de Bie

Ieder museum heeft een collectie en zal er alles aan doen om de bezoeker te betrekken bij die collectie. Maar hoe doe je dat in een wereld die uitgaat van ervaringen en spectaculaire belevingen? In een wereld die vergeven is van digitale informatie? Een gesprek met tentoonstellingsmaker Taco de Bie over het onderscheidend vermogen van musea, en over verschillen tussen musea, historische huizen, bezoekerscentra en experiences.

Kunst of historie?

Musea moeten zich staande zien te houden in een wereld met een overdaad aan digitale informatie. Hoe doe je dat?

‘Authenticiteit is het kernwoord. De authenticiteit van het object zorgt voor het onderscheidend vermogen. Je hebt het nodig. Misschien niet altijd, maar het helpt enorm. Wat me opvalt in dit soort discussies, is dat men de neiging heeft om alles op een hoop te gooien. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen kunstmusea en historische musea, musea en historische huizen, bezoekerscentra en experiences. Overal gebruik je objecten, maar steeds op een andere wijze.’

Wat is het belang van het object?

‘Voorop staat de authenticiteit van het object en zijn kwaliteiten. Zijn dat esthetische kwaliteiten of vertelt het object een verhaal? Dat is het cruciale verschil tussen kunstmusea en historische musea. Er zijn ook voorwerpen die meerdere kwaliteiten in zich verenigen. Ik heb in het Rijksmuseum een tentoonstelling gemaakt met prachtige kunstvoorwerpen, die ook nog eens samen een prachtig verhaal vertelden over onze geschiedenis. Wat we niet moeten vergeten is dat bezoekers niet alleen willen genieten van mooie voorwerpen of interessante opstellingen, maar gewoon ook willen wéten. Men wil een beetje expert worden. Ik geloof dat bezoekers graag een level hoger willen komen, net als in een computergame. Elke keer dat je een level hoger komt, krijg je een complimentje en voor je het weet ben je verslaafd.’

Heb je veel kunstexposities gemaakt?

‘Nauwelijks. In de meeste kunstmusea maakt de conservator zelf de expositie. Ik word vooral door historische musea uitgenodigd voor de vaste opstelling of een tijdelijke expositie.’

De mist in

Is er voor jou een onderscheid tussen het maken van een vaste opstelling of een tijdelijke expositie?

‘In het hele denk- en ontwerpproces eigenlijk niet. Als je bijvoorbeeld de Statenbijbel toont, dan moet je die bij een vaste opstelling eens in de zoveel tijd omslaan naar een volgende pagina. Daarna kun je hem weer een tijdje aan het licht blootstellen. Grappig genoeg zijn de eisen bij een tijdelijke expositie vaak hoger. Bruikleengevers stellen steeds hogere eisen.

Wel heb je bij het maken van vaste opstellingen vaak wat meer budget.’

‘Volgens mij is de uitdaging dezelfde: hoe vertel je een goed verhaal? Een verhaal dat de objecten tot ons doet spreken. We hebben bijvoorbeeld de vaste opstelling voor archeologie in het Drents Museum opnieuw ingericht. De opdracht was: breng de relatie tussen mens en landschap in kaart. Niet eenvoudig, want hoe laat je al die pijlpunten en scherven spreken? Maar het mooie van het landschap in Drenthe is dat het twee aspecten heeft. Je hebt het zand, waar de hunebedden staan, en het veen, waarin alles wordt verzwolgen.’

‘Voor het zand hebben we een stratigrafie gemaakt, een doorsnede waardoor je de opeenvolgende aardlagen kunt zien. Je zet de voorwerpen in de context van de aardlagen, hierdoor kun je de historische ontwikkeling tonen. Je ziet de kennis en vaardigheden van mensen aan de hand van de voorwerpen toenemen. In het veen verdwijnen mensen en voorwerpen, om eeuwen later bijna intact weer tevoorschijn te komen. De bekendste voorbeelden zijn de veenlijken, zoals het meisje van Yde. Die zijn letterlijk en figuurlijk in de mist der tijden verdwenen. We hebben de voorwerpen uit het veen dan ook in de mist geëxposeerd.’

Letterlijk mist?

‘Stel je het beeld voor van koeien in de mist. We hebben een witte waas op de vitrines aangebracht, zodat de voorwerpen in de mist lijken te zweven. De mist staat voor de mystieke kant, de stratigrafie voor de harde kant en daartussenin hebben we personages geplaatst. Met bijvoorbeeld de ketting van een prinses als uitgangspunt vertellen we meer persoonlijke verhalen. Zonder veel toeters en bellen hebben we de voorwerpen weer een stem gegeven, het zijn weer kennisdragers.’

Verhalen en kennis

Kun je in een museum wel kennis overdragen?

‘Ja, in een museum doe je lopend kennis op. Er is veel onderzoek gedaan naar bewegen en kennis opdoen. Hoe meer je beweegt, hoe makkelijker kennis binnenkomt. Laat kinderen lekker touwtjespringen en ondertussen de tafels van vermenigvuldigen leren. Verder heb je in het museum de mogelijkheid om al je zintuigen te gebruiken. Als informatie op verschillende wijzen bij je binnenkomt, blijft het veel beter hangen. Het museum is hiervoor gewoon de beste plek.’

‘Verder ben ik erg voor echte mensen in het museum in plaats van alles te automatiseren. Investeer in je suppoosten. Vertel ze wat er speelt in het museum, zodat ze vragen van bezoekers kunnen beantwoorden. Ik was laatst in de Verenigde Staten en daar doen ze dat erg goed, zowel in musea als in natuurparken. Die park rangers zien gewoon het vraagteken op je voorhoofd en spelen er direct op in.’

‘Een goed voorbeeld is ook het Marine Museum in Den Helder. Naast het museum ligt een onderzeeër waar je in mag. Binnenin staat een man die er zelf vijfentwintig jaar op heeft gevaren en je er van alles over kan vertellen, ook hoe het ruikt als je met dertig man drie maanden onder water bent. Een beetje weg van al die computers. Het persoonlijke verhaal blijft een goede vorm, die moeten we koesteren.’

Je hebt veel bezoekerscentra gedaan. Wat is het verschil tussen een museum en een bezoekerscentrum?

‘Een museum omvat de collectie en een bezoekerscentrum verwijst naar het object. Maar de techniek van het verhalen vertellen is hetzelfde. Je wilt in beide gevallen de bezoekers laden met kennis. Bij een bezoekerscentrum gaan ze daarna buiten het object bekijken: het landschap. Een bezoekerscentrum inrichten is wat gemakkelijker omdat er minder eisen zijn met betrekking tot belichting, veiligheid en conservering. Je hoeft minder objecten in een glazen kastje te zetten. Maar het laden met kennis blijft hetzelfde, mensen willen steeds een level hoger komen. Je geeft ze een beetje kennis mee en dan gaan ze het natuurgebied in en lezen ze het landschap.’

Magische kasteellamp

Je werkt ook regelmatig voor historische huizen. Is er een verschil met musea?

‘Ja, musea omvatten de objecten, bezoekerscentra verwijzen naar het object buiten en historische huizen zijn het object. Dat geeft beperkingen, maar ook nieuwe mogelijkheden. Een mooi voorbeeld is Kasteel Hernen in de omgeving van Nijmegen. Dat is sinds de 17de eeuw niet meer bewoond en werd ook nooit belegerd. Mede daardoor is het goed bewaard gebleven. Recent is het kasteel opengesteld. Men wil de inrichting terugbrengen naar 1560, maar het interieur is nu nog vrij kaal. Maar juist die kaalheid vergroot je gevoel van authenticiteit.’

‘We hebben dan ook besloten om niets zichtbaars toe te voegen. Toch moeten bezoekers informatie krijgen. We hebben daarom een draagbare leren lantaarn uit de periode rond 1560 nagemaakt en daarmee loop je nu door het kasteel. De lamp is een klein wondertje van multifunctionaliteit, want er zit ook een stem in die de geschiedenis vertelt. Via rfid-techniek wordt op meerdere plekken in het kasteel iets over zijn geschiedenis verteld. Die plekken kun je vinden doordat in de lantaarn tevens blacklight zit. Zo nu en dan licht er dus ineens iets op en kun je, als je stil blijft staan, de kasteelheer beluisteren.’

‘We hebben de authenticiteit van het kasteel dus honderd procent intact gelaten, want als je zonder die lamp door het kasteel loopt zie je niets van onze toevoegingen.’

Een opvallende oplossing zo’n magische looplamp, maar werkt het ook?

‘Ja. En wat we vooraf niet hadden bedacht: het is ook een heel sociale oplossing gebleken. Je loopt de route met een groepje, maar je kunt ook de lantaarn van een andere groep horen. Hierdoor krijg je tussen de bezoekers veel meer interactie. Bezoekers vinden de aanpak met de lamp verrassend en willen dat graag met anderen delen.’

Experience of museum?

Een historisch huis is hét object. Is het tegendeel ook mogelijk, een museum zonder objecten?

‘Ik moet gelijk denken aan schrijversmusea, waar ze de jas van Hugo Claus of de pijp van Harry Mulisch tonen. Ze tonen voorwerpen, maar eigenlijk niet dat waar het over gaat. Het wringt. Bij het Literatuurmuseum in Den Haag beseften ze dat. Een aantal jaren geleden kregen we de opdracht om een kinderboekenmuseum te maken. De opdracht was: “Stimuleer de kinderen om te gaan schijven. Focus op schoolklassen.” Het museum moest dus gaan over schrijven en prikkelen tot schrijven.’

‘We kregen een soort script en dat hebben we in een groot kader geplaatst. We hebben een soort literair landschap gecreëerd waar kinderen doorheen kunnen dwalen. In dat landschap heb je verschillende elementen, zoals een “tranendal’’, een “doorzettingswoud” en allerlei kloven en spelonken waar we zaken in hebben verborgen. We hebben ook een vijand benoemd: de inktvraat. Kinderen moeten die samen bevechten. Inktvraat is de grote vijand van boeken, het is een verouderingsproces waardoor de letters uiteindelijk letterlijk uit de pagina’s vallen. De bezoekertjes krijgen bij hun ontdekkingstocht een leeg karakter, een soort poppetje, mee. Ze moeten zo veel mogelijk citaten verzamelen. Het karaktertje krijgt dus steeds meer om het lijf. Je krijgt ook steeds een kleine beloning. Ook hier ga je steeds naar een hoger niveau. Je wordt beter en dat geeft een goed gevoel. Aan het einde van de tocht kun je dan gemakkelijk een verhaaltje schrijven over jouw karakter.’

In het kinderboekenmuseum was het uitgangspunt: het boek als drager. Waar is het boek als voorwerp?

‘Het landschap is gemaakt van tienduizenden gestapelde boeken. Er zitten ook miljoenen letters en citaten verwerkt in het museum. Normaal stap je “in het boek”, hier stappen de bezoekers in het verhaal. Het is een ontdekkingstocht op zoek naar het verhaal.’

Is het een museum of een experience?

‘Dit is meer een experience dan een museum. Maar het was vooral een ontzettend leuke opdracht. We konden helemaal losgaan met onze fantasie. Er zit bijvoorbeeld ook een “date-café” in, waar je een gesprek kunt voeren met je meest geliefde schrijver. Voor mij weer een bewijs dat je door een moeilijke, bijna onmogelijke opdracht vaak het spannendste resultaat krijgt.’

Waarin verschilt deze experience van de Efteling?

‘Er zit een duidelijke boodschap in: het is belangrijk en geweldig leuk om te schrijven. De Efteling is vooral vermaak. Maar we moeten de verschillen niet overdrijven. De Efteling is zeker geen plat vermaak. Ook zij pogen vermaak en leren te combineren.’

Tot slot, is er een constante in wat je doet? Heb je een herkenbare stijl?

‘Ik heb hopelijk geen herkenbare stijl! Ik ben vooral nieuwsgierig en probeer me elke keer weer open te stellen voor een opdracht. Wat me wel kenmerkt is dat, als ik iets ontwerp en maak, ik het dan tot het laatste gaatje goed wil hebben. Het zit bij mij in het detail. Dat maakt het voor uitvoerders weleens moeilijk.’

‘Ik ben ook niet bang voor problemen. Een probleem is vaak een kans. Het kan bijvoorbeeld ook een financieel probleem zijn. Soms kan het erg helpen om te bezuinigen. Dan raak je ineens een heleboel overtollige zaken kwijt. Iedereen wil altijd zijn ding kwijt in een tentoonstelling. Als je moet bezuinigen, kun je door heel goed te communiceren vaak een enorme kwaliteitsslag maken. Je maakt het verhaal kernachtiger en strakker, mean and lean.’

Taco de Bie is directeur van Platvorm in Amsterdam, een multidisciplinaire ontwerpstudio gespecialiseerd in tentoonstellingen. Hij is opgeleid als industrieel ontwerper aan de Rietveld Academie.

interview: Franklin van der Pols

foto: Taco de Bie (Museumpeil)