Bedrijfsvoering, Uitgelicht, Vlaanderen

Gesloten musea

museum01
Gepubliceerd: 18 oktober 2012 om 20:29   /   door

Uit: Museumpeil 38 (2012)

Dicht maar zo dichtbij

Het gesloten Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) wijst met de opmerkelijke slagzin ‘dicht maar zo dichtbij’ de richting aan. Hoewel het museum ter plekke voor het publiek fysiek gesloten is, zijn de medewerkers actief achter de schermen, blijft de instelling actief buiten de muren – met bruiklenen, met rondreizende tentoonstellingen of te gast bij andere musea -, én de publiekswerking gaat actief verder op het internet. ‘Gesloten’ betekent allerminst een doorgeknipte band met het publiek. Integendeel. Het is een uitdaging om creatief met dergelijke situaties om te gaan.

Musea zijn gesloten volgens een waaier aan vormen en regimes. Men kan hierin twee grote groepen onderscheiden afhankelijk van de invalshoek: musea waarvan de sluiting integraal deel uitmaakt van het dagelijkse, wekelijkse, maandelijkse of jaarlijkse werkplan, en musea waarvan de sluiting door al dan niet uitzonderlijke omstandigheden opgedrongen is aan de normale werking. De eerste groep gaat uit van een gangbare werksituatie; de tweede bevindt zich in een buitengewone toestand die diepgaand ingrijpt op de dagelijkse werking van het museum.

 

‘GESLOTEN’ BINNEN HET WERKPLAN

Op enkele uitzonderingen na is ieder goed functionerend museum een dagje in de week gesloten. Wat tevens voorvalt: het museum is open, maar een afdeling of enkele zalen zijn dicht. Dit is moeilijker te slijten aan de bezoekers want ze bevinden zich al in het museum en voelen zich gelokt door inhoud van die zalen waar zij uiteindelijk geen toegang toe krijgen. De bezoeker heeft met een wekelijkse sluitingsdag doorgaans geen probleem, want winkels en supermarkten hebben dit ook. Als men die informatie maar (op tijd) doorkrijgt, ook welke afdeling gesloten is. Het blijkt toch niet altijd even eenvoudig te zijn om hierover een performante en duidelijke communicatie te voeren. Afstellen op de sluitingsgewoontes in een land of in een stad is meestal de optie maar is daarvoor niet altijd even publieks- vriendelijk voor de potentiële bezoeker.

Kleinere musea met minder middelen opteren vaak voor kortere toegangsperiodes. Men kiest om slechts gedurende bepaalde maanden open te zijn of meer sluitingsdagen dan openingsdagen per week te hebben. En ook daar kunnen de dagelijkse openingsuren heel erg variëren. Bij hen komt de druk op de openings- uren uit twee hoeken: (te) lage bezoekersaantallen enerzijds en (te) schaarse personeels- en werkingsmiddelen anderzijds. Bezoek op aanvraag is meestal de laatste keuze in het toegankelijk houden van het museum.

‘Gesloten’ betekent allerminst een doorgeknipte band met het publiek’

Een voorbode van een nakend definitieve sluiting? Hoewel ook hier andere besognes aan de basis kunnen liggen. Veiligheid en beveiliging van erfgoed en bezoekers bijvoorbeeld zijn valabele redenen voor een ‘op aanvraag’-strategie. Zo ook het benadrukken van het inclusieve privékarakter bij het toegankelijk maken van erfgoed in privémusea of stichtingen. Het verschuiven van de sluitingsdag van maandag naar woensdag, zoals museum M te Leuven doet, is een aspect van publieksbeleidsstrategie en doelgroepenbeleid.

Voor musea is het gesloten zijn een normaal onderdeel van het werkschema: fysiek ‘on-

toegankelijk voor het publiek’ op momenten dat men dit kan verwachten. Maar achter de schermen betekent dit voor de medewerkers ‘aan de slag’. Even zonder publiekszorg en -inspanningen komen tijd en ruimte vrij voor andere activiteiten in het museum: poetsbeurten, kleinere herstellingen aan de infrastructuur, het bijstellen van de presentaties in de toonzalen of het opstellen en afbreken van tijdelijke tentoonstellingen. Maar ook is dit een kans voor intern overleg tussen de medewerkers, een gelegenheid om intern evaluaties van werkprocessen allerhande te maken waardoor de aansturing kan worden bijgesteld.

 

‘GESLOTEN’ DOOR OMSTANDIGHEDEN

Musea gaan permanent dicht door externe of interne omstandigheden die plots opduiken of zich opstapelen. Bijvoorbeeld, enkele musea sluiten doelbewust om een nieuw museaal verhaal te schrijven door in een ontwikkelings- gerichte fusie te stappen. Of, een museum gaat finaal dicht omdat het gelopen traject in de huidige culturele context geen toekomst meer biedt.

In het eerste geval wordt het museum als entiteit opgegeven en gaat op in een grotere structuur. Hier worden beheersmatige, financiële en organisatorische oplossingen met een nieuwe juridische onderbouw benut. Musea zonder enig toekomstperspectief vinden geen of gaan niet in op die oplossingen, waardoor het doek valt. Bij deze laatste komt de introspectie jammerlijk te laat: men kan het publiek niet meer boeien, de stakeholders niet meer overtuigen om nieuwe wegen te bewandelen. Te vaak wordt gewezen op de nefaste externe factoren, maar deze zijn nooit louter extern maar evengoed intern te linken. Denk aan museummissie en -visie die niet meer aansluiten op de maatschappelijke interesses, een te weinig dynamische werking, een eilandbeleid in plaats van een netwerkbeleid, aan personeelsbeleid zonder vernieuwing, slechte com- municatie of publiekswerking of een financiering die vastloopt.

Tijdelijke tentoonstellingen op andere plekken zijn fantastische sleutels om ‘open’ te blijven

Tijdelijke sluitingen hebben eveneens verschillende oorzaken. Ook hier zijn deze extern of intern, met positieve of negatieve impact. Externe factoren met dramatische gevolgen zijn calamiteiten als brand, overstromingen of grondverzakkingen. Of, meer ondermijnend, de desinteresse van het publiek, de politieke (on)wil of een heersend museumonvriendelijk discours et cetera. De oorzaken kunnen uiteraard ook in deze gevallen intern en negatief zijn, zoals een gebrek aan middelen en personeel of een gebrek aan daadkracht.

Een heugelijker verhaal ontspint zich bij een tijdelijke sluiting onder externe of interne impulsen: een sterke museumwerking maakt ruimte voor toekomstgerichte verbouwingen en uitbreiding van het museum. Een stevige visie kan gericht zijn op het voldoen aan de

steeds hogere – of andere – eisen en normen van de museale functies. Nieuwe museale inzichten – zoals duurzaamheid of het museum als ontmoetingsplaats -, of de professionalisering van de sector, of het inzetten van het museum als onderdeel van een doorgedreven citymarketing zetten kracht bij aan het initiatief. Het zijn aansturende stimuli om een stap achteruit te zetten – tijdelijke sluiting – om de beoogde reuzenstap vooruit – een performant up-to-date erfgoed-, publieks- & medewerkersvriendelijk museum – te kunnen realiseren.

 

GEMIS ALS MOTOR

Een tijdelijke of permanente sluiting van een museum springt in het oog, zowel bij het potentiële publiek als in de sector. Afwezigheid in het culturele veld valt eerst heel erg op, zeker als het een sterke speler betreft. Wanneer dit te lang duurt, gaat het publiek van een gemis-toestand in een vergeet-toestand. Geen twijfel aan, andere musea of andere culturele spelers zullen onmiddellijk klaar staan om die leegte in te vullen en nieuwe bezoekers aan te trekken. Daarom heeft de gesloten instelling er alle baat bij om dit gemis toch in haar voordeel uit te laten draaien. Niets houdt een gesloten museum tegen om interactief via het internet acties met geïnteresseerden op te zetten. Tijdelijke tentoonstellingen op andere plekken zijn fantastische sleutels om ‘open’ te blijven. Dat daardoor een nieuw publiek wordt aangeboord is eveneens meegenomen. En ondertussen weten we allen dat verbouwingen een geliefd onderwerp van conversatie is dat continu aangegrepen kan worden om de band met de lokale bevolking, de trouwe bezoekers en de media aan te halen. Het gemis is een kans om het museum met frisse bezoekersogen te introspecteren en opnieuw uit te vinden.

 

 

Foto-onderschrift (boven):

Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) – commons.wikimedia.org

 

herman

Auteur:

Frank Herman, Adviseur Erfgoeddepots Coördinator Dienst Erfgoed Departement Cultuur Provincie Antwerpen

 

 

 

Uit: Museumpeil 38 (2012)