Bedrijfsvoering, Geen categorie, Subsidies en sponsoring

Is overheidssteun aan musea toegestaan?

Gepubliceerd: 3 augustus 2017 om 21:21   /   door
De Europese Commissie merkt musea regelmatig als ondernemingen aan, anders dan in het verleden. Toch hoeven musea zich niet al te ongerust te maken. Tot de grens van 200.000 euro is er sowieso geen probleem. Maar voor grotere bedragen is het goed om onderstaande regels in acht te nemen. Lees hier het antwoord van de Europese Commissie op de vraag of een gemeente musea financieel mag steunen.

Vraag: Mag een gemeente een museum subsidiëren?

Onze gemeente wil met een subsidie een museum helpen moderniseren. Het geld wordt gebruikt voor aanschaf van audiovisuele apparatuur om interactieve demonstraties en presentaties mogelijk te maken. De subsidie wordt ook gebruikt voor aankoop en installatie van computers die toegang geven tot de gedigitaliseerde inhoud van het museum.

Voorafgaand aan de steunverlening hebben wij drie vragen:

– In hoeverre moet het museum als ‘onderneming’ in de zin van art. 107 lid 1 VWEU (het Europees staatssteunverbod) worden gezien?
– Kan steun aan een museum een ongunstige invloed op het handelsverkeer tussen lidstaten hebben?
– Kan de gemeente een beroep doen op de cultuurexceptie neergelegd in art/ 107 lid 3c VWEU?

Antwoord:

De Europese Commissie merkt musea regelmatig als ondernemingen aan, anders dan in het verleden. Volgens Europees staatssteunverbod kan er slechts sprake van staatssteun zijn als de steun wordt verleend aan een onderneming.

Een onderneming is elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht de rechtsvorm van die entiteit en de wijze waarop zij wordt gefinancierd. Een economische activiteit bestaat uit het aanbieden van goederen en diensten op een markt.

Door veel musea worden stappen ondernomen om zich te moderniseren en hun aanbod toegankelijker te maken door bijvoorbeeld multimedia apparatuur te gebruiken. Musea organiseren regelmatig tentoonstellingen die een breed publiek trekken en mede rendabel zijn doordat de verkoop van merchandise in het project is geïntegreerd. Een aantal grote en prestigieuze musea kan maar met moeite alle bezoekers accommoderen.

Deze overwegingen ondersteunen het argument dat musea een dienst op een markt aanbieden en zo een economische activiteit verrichten. Het is dus niet denkbeeldig dat de Commissie het museum in uw gemeente ook als onderneming zal aanmerken.

De organisatie van tentoonstellingen in musea is in zijn algemeenheid van invloed op het handelsverkeer tussen lidstaten. Dit is één van de cumulatieve criteria waaraan voldaan moet zijn waardoor sprake kan zijn van staatssteun. Met name grote en international hoog aangeschreven musea zijn in staat bezoekers uit andere lidstaten aan te trekken.

De Commissie heeft zelfs aangeven dat de aanwezigheid van een belangrijke tentoonstelling voor toeristen een doorslaggevend argument kan zijn om een lidstaat te bezoeken. Steunmaatregelen stellen musea derhalve in staat meer en grotere tentoonstellingen te organiseren en kunnen dus een invloed hebben op het handelsverkeer tussen lidstaten.

In afwijking van het bovenstaande, is de Commissie slechts in enkele gevallen tot de conclusie gekomen dat steun aan een museum geen invloed heeft op het handelsverkeer tussen lidstaten. Dit was bijvoorbeeld het geval in een zaak betreffende steun aan een museum op Cyprus dat zich focuste op de lokale Cypriotische geschiedenis.

Het is waarschijnlijk dat de steun die de gemeente wil verlenen invloed zal hebben op het handelsverkeer tussen lidstaten.

Kan de gemeente een cultuurvrijstelling verkrijgen?

De Commissie kan, na aanmelding, een maatregel met een culturele inslag verenigbaar met de interne markt verklaren. Volgens art. 107 lid 3c VWEU moet de maatregel dan:

– Een oprechte culturele doelstelling hebben;
– Noodzakelijk zijn om het gestelde doel te bereiken;
– Een proportionele manier vertegenwoordigen om dit doel te bereiken.

Het doel van musea is om cultuur te promoten en cultureel erfgoed toegankelijk te maken voor een breed publiek. Musea kopen en restoren kunstwerken, verrichten onderzoek en stellen kunstwerken tentoon ten behoeve van studie, educatie en vermaak.

Naast hun permanente collecties, organiseren musea vaak ook tijdelijke tentoonstellingen om kunstwerken uit andere musea en collecties toegankelijk te maken voor het publiek. Ten slotte verwacht de Commissie dat musea investeren in nieuwe projecten en technologieën, wederom met als doel cultuur toegankelijk te maken voor een breed publiek.

Uit de vraag volgt dat de subsidie gebruikt wordt om het museum te moderniseren. Deze modernisatie heeft als doel cultuur toegankelijker te maken voor een breed publiek. Daarom zal de Commissie deze maatregel waarschijnlijk beoordeelden als een maatregel met een oprechte culturele doelstelling.

Noodzakelijkheid van de maatregel

Organisaties actief op het gebied van cultuur, waaronder musea, zijn vaak niet op winst gericht en het ontbreekt hen vaak aan kapitaal. In afwezigheid van steun, zijn hun eigen middelen vaak niet voldoende voor hun onderhoud. De Commissie accepteert daarom in zijn algemeenheid dat steunmaatregelen noodzakelijk zijn om de kwantiteit en kwaliteit van het culturele aanbod van een lidstaat te waarborgen.

Proportionaliteit van de maatregel

Deze eis houdt in dat de steun de mededinging zo min mogelijk mag verstoren. De maatregel zal als proportioneel worden beschouwd als de doelstellingen ervan nauw en precies zijn omschreven, als alleen de noodzakelijke kosten worden gefinancierd en als ‘spill-over’ effecten tot een minimum worden beperkt.

Controle mechanismen

Daarnaast kan het instellen van controle mechanismen (bijvoorbeeld nauwkeurige documentatie van kosten, het monitoren van een project en terugbetalingsverplichtingen in het geval van fraude) eveneens bijdragen aan het verzekeren van de proportionaliteit van een maatregel.

Steundrempel: de-minimisverordening

Er zijn ook andere manieren om de maatregel staatssteunproof in te richten. Zo wordt steun die decentrale overheden verlenen aan musea die de de-minimisdrempel niet overschrijdt, niet als staatssteun aangemerkt.

Steunmaatregelen worden namelijk geacht niet aan alle criteria van het Europees staatssteunverbod te voldoen, als het totale bedrag aan steun dat aan één onderneming wordt verleend, niet hoger ligt dan € 200.000,= over een periode van drie jaar. Dergelijke de-minimissteun hoeft niet te worden aangemeld bij de Commissie.

Algemene groepsvrijstellingsverordening

Ten slotte zijn steunmaatregelen die aan de voorwaarden van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) voldoen, verenigbaar met de interne markt en van aanmelding bij de Commissie vrijgesteld.

Maatregelen met een culturele doelstelling vallen op dit moment niet binnen de reikwijdte van de AGVV. Ondanks dat de Commissie in 2005 dit wel heeft overwogen, bevat de AGVV van 2008 geen verwijzing naar cultuur. De huidige AGVV vervalt aan het einde van 2013 en mogelijk wordt cultuur in 2014 alsnog aan de AGVV toegevoegd.

Meer informatie:

Cultuur en staatssteun, Europa decentraal
Cultuur, onderwijs en jeugd, Europa decentraal

 

Bovenstaande tekst is overgenomen van de website Europa decentraal

Europa decentraal is hét kenniscentrum voor Europees recht en beleid van en voor (semi) overheidsorganisaties. Doel van Europa decentraal is de kennis en expertise over Europees recht en beleid en de juiste toepassing ervan bij de decentrale overheden te vergroten en het Europabewustzijn te bevorderen.