Uitgelicht, Vlaanderen
Achter de Spiegel
Artikel uit Museumpeil 42 met als thema “Conflicten en spanningen” (2014)
Werken met externe vormgevers
Hoe je omgaat met vormgevers zal in belangrijke mate bepalen of je de tentoonstelling krijgt die je voor ogen hebt. Luc Vanackere, directeur van het kasteel van Gaasbeek, heeft zijn persoonlijke kijk op werken met externe vormgevers, maar ook op het spanningsveld tussen het museum en zijn publiek en op de relatie museum/erfgoed en podiumkunsten.
Luc Vanackere is sinds 2004 directeur van het kasteel van Gaasbeek met een onderbreking van negen maanden als directeur van het Museum voor Schone Kunsten te Gent. Het kasteel is gelegen in het groene Pajottenland, een 10 km van Brussel. Luc Vanackere is overtuigd van de maatschappelijke relevantie van erfgoed en musea en heeft dan ook een duidelijke visie over hoe hij die wil invullen. Dit komt tot uiting in de manier waarop hij zijn ten- toonstellingsprojecten realiseert en hoe hij in de samenwerking met vormgevers steeds rekening houdt met het publiek dat hij beoogt. Deze heel persoonlijke zienswijze nodigt niet alleen uit tot reflectie maar bevat ook een aantal nuttige raadgevingen. Dit interview werd afgenomen naar aanleiding van de spraakmakende tentoonstelling ‘Once upon a castle. Ontsluier mijn geheim’ gerealiseerd door het Britse theatergezelschap en kunstenaarscollectief WildWorks.
Wat is volgens jou essentieel in het werken met externe vormgevers om een goed resultaat te krijgen?
‘Eerst en vooral moet het museum, de opdrachtgever, zijn huiswerk maken. Het dient een duidelijke visie te ontwikkelen, vertrekkend vanuit zijn eigen identiteit, die het natuurlijk eerst grondig moet kennen. Dat gaat gepaard met een voortdurende,
kritische zelfbevraging: waaruit putten wij ons bestaansrecht, wat maakt ons relevant, hoe bewegen wij ons in een omgeving die snel evolueert en gekenmerkt wordt door publieksgroepen met uiteen- lopende referentiekaders?
Vervolgens is een stevig uitgewerkt tentoon-stellingsconcept essentieel. Een script dat met haken en ogen aan elkaar hangt kan geen goed resultaat opleveren. Pas dan kan het overleg met de vormgevers beginnen. Hierbij is het belangrijk dat de beoogde atmosfeer en de complexiteit en gelaagdheid van zowel de beoogde boodschap als de ruimtelijke omgeving waarin die vorm zal krijgen tot in de details worden meegegeven. Het communiceren hiervan heeft voor een stuk ook een spiritueel of filosofisch karakter en vergt heel wat empathie. Bij de briefing vind ik dat haast belangrijker dan alle praktische details van de tentoonstelling.
‘Wij zijn geen lege, witte doos, zodat er voor elke ruimte hier in huis een delicate evenwichtsoefening gemaakt moet worden.’
Duidelijke afspraken over ‘wie doet wat’ en voorop- gestelde deadlines (een retroplanning is daarbij een handig hulpmiddel) zijn cruciale ingrediënten voor een goed resultaat. Tijdens het hele proces blijft de opdrachtgever erg betrokken en treedt hij eerder coachend dan controlerend op. Er ontstaat een continue wisselwerking tussen de verschillende partijen en alles verloopt in een sfeer van openheid en wederzijds respect voor eenieders specialiteit. In deze manier van werken is diegene die het hele proces aanstuurt, of het nu de directeur, conservator of de ploeg is, wel heel bepalend.
Dit neemt niet weg dat het ook mogelijk is om de scenograaf van bij het begin, nog voor er een duidelijk scenario ontwikkeld is, te betrekken in het proces. Ik heb zo nog niet gewerkt maar kan me voorstellen dat dit ook een boeiende werkwijze kan zijn.’
Komt elk type van vormgever in aanmerking?
‘We beschouwen het kasteel van Gaasbeek als een erfgoedlaboratorium waarin zorg en durf samengaan. Waar de bezoeker kan ontdekken dat erfgoed geen retrospectief gegeven hoeft te zijn, maar iets dat met ons, hier, nu, vandaag en morgen te maken heeft.
Met onze tentoonstellingen willen we de bezoeker raken in zijn hart en in zijn hoofd. We zetten daarbij sterk in op de rechter hersenhelft, op het ‘begrijpen van emoties’. We willen de bezoeker uit zijn comfortzone halen en hem doen reflecteren over zijn eigen identiteit en bestaan. Het kasteel en zijn voormalige bewoners fungeren daarbij als een soort spiegel, waarin je steeds weer jezelf tegenkomt. Het is uitermate belangrijk dat de vormgevers zich verbonden voelen met de geest van de plek, de genius loci zoals het Latijn het zo mooi zegt, en dat ze vanuit dat aanvoelen vertrekken om hun concept te ontwikkelen en te vertalen naar een publiek.
Het kasteel is voor het project dat hier momenteel loopt (Once upon a Castle) een soort filmland- schap geworden waarin theatertechnieken worden toegepast. Dat is het resultaat van een samenwerking met een multidisciplinair team: een 25-tal specialisten: regie, scenografie, licht, geluid, kostuums, installaties et cetera. Wij hebben hiervoor onze eigen grenzen en methodes grondig verlegd. Ik vind trouwens dat musea en erfgoedsites erg veel kunnen leren van hun collega’s uit de podiumkunsten: hoe zij een patrimonium ‘hertalen’, speuren naar nieuwe betekenislagen en het publiek centraal plaatsen.’
Hoe selecteer je een vormgever?
‘Dit verloopt bij ons volgens de door de wet op de overheidsopdrachten vastgelegde procedure van aanbesteding waarbij we meestal opteren voor een onderhandelingsprocedure zonder bekend- making. Daarvoor moet je wel onder de grens van 85.000 euro blijven. Dit vermijdt een ingewikkeld en tijdrovend administratief traject en, belangrijker, het laat ruimte voor onderhandelen. In het begin ga je door een fase waarin je vooral wil weten wat de nichemarkt van de tentoonstellingsbouwers te bieden heeft. Na verloop van tijd weet je wel met wie je in zee wil, het is voor een stuk een trial-and-error gegeven.
Na een zeer uitgebreide briefing over onze erfgoed-site en de concrete inhoud van tentoonstelling of project, vragen we de kandidaten een vrij gedetailleerd uitgewerkt ontwerp. Het parcours, d.w.z. hoe je als bezoeker doorheen de tentoonstelling loopt, bepalen we meestal zelf, omdat de structuur van ons gebouw hierin een dominante factor vormt. (Enkel voor het project dat hier nu loopt, lieten we de kunstenaars op dat vlak vrij spel.) Op basis van de kwaliteit van dit ontwerp en de kwaliteit van het team gebeurt de finale selectie. Het offertebedrag komt in deze ‘weging’ niet op de eerste plaats. Het is dus niet zo dat het goedkoopste voorstel het automatisch haalt.’
Ben je ooit ontgoocheld geweest over het resultaat?
‘Ja, en de reden was telkens dat de vormgever onvoldoende inlevingsvermogen kon opbrengen en vooral zijn ontwerp wilde doorduwen. Met als gevolg dat de scenografie een soort Fremdkörper binnen onze historische interieurs ging vormen. Wij zijn geen lege, witte doos, zodat er voor elke ruimte hier in huis een delicate evenwichtsoefening gemaakt moet worden. Als tentoonstellings- bouwer moet je daar op een erg subtiele manier mee omspringen.’
In welke mate speelt het publiek een rol in de realisatie van een tentoonstelling?
‘Het beoogde publiek is cruciaal. Tot voor een jaar of tien was ons publiek eerder conservatief, lokaal en Brussels. Er kwamen wel internationale toeristen, maar hun aandeel was eerder bescheiden. Het kasteel had toen nog geen publieksbemiddelings- of doelgroepenbeleid.
Doorheen de jaren is daar verandering in gekomen. Ik denk dat je je publiek voor een deel opvoedt, of alleszins een gewijzigd verwachtingspatroon kan creëren. Wij bereiken met onze projecten een erg breed spectrum: liefhebbers van hedendaagse kunst, hoger opgeleiden, gezinnen met kinderen, mensen uit de grote steden en trendsetters. We zetten ook sterk in op herhaalbezoek.
Erg fijn vind ik het ook dat we door onze holistische aanpak en het feit dat we inspelen op emoties en beleving, perfect kunnen aansluiten bij de leefwereld van kinderen. Van hun eerlijke en instinctieve reacties kunnen we veel leren.
Interessant is ook de vaststelling dat Amerikanen en mensen met een Angelsaksische achtergrond erg enthousiast reageren op wat ze hier te zien krijgen. Fransen daarentegen hebben het er vaak moeilijk mee, en reageren soms zelf agressief. Tijdens de voorbije tien jaar hebben we ons publiek zien verdubbelen, maar naar Nederlandse normen blijven we met een jaarlijks bezoekersaantal van om en bij de 50.000 nog een erg bescheiden speler. Deze evolutie bewijst dat een programmatie van een museum of erfgoedsite wel degelijk een impact heeft op zijn publiek en nieuwe doelgroepen kan bereiken.’
Samenvattend: Hoe zou je in één zin de ideale relatie tussen opdrachtgever en vormgever beschrijven?
‘Een spanningsveld, een spel van geven en nemen, een leerproces waarin betrokkenheid, openheid, dialoog, respect en vertrouwen de sleutelwoorden zijn die creativiteit en inventiviteit toelaten om tot een verrijkend resultaat te komen.‘
Auteurs:
Koeki Claessens, redacteur Museumpeil | Leon Smets, redacteur Museumpeil
Foto-onderschrift (boven):
WildWorks: het huis van Egmond. Lamoraal, graaf van Egmond bewoonde dit kasteel samen met Sabine van Beieren en hun elf kinderen. Hij werd in 1568 onthoofd.
Artikel uit Museumpeil 42 met als thema “Conflicten en spanningen” (2014)