Bedrijfsvoering, Publiek en presentatie, Uitgelicht

AfricaMuseum: de transitie van de eeuw?

Gepubliceerd: 22 november 2018 om 15:20   /   door

(Museumpeil 51: Musea in transitie) Foto: Het oude, beschermde museumgebouw vanuit het nieuwe gebouw

In gesprek met Guido Gryseels, directeur van het AfricaMuseum in Tervuren

De dag van mijn afspraak met directeur Guido Gryseels van het AfricaMuseum opent de Brussels-Waalse krant Le Soirmet het museum en de restitutieproblematiek. De volgende dag zet De Standaardhet debat voort en wordt er op de VRT in primetime over gediscussieerd. De weken voordien ging het in álle media over het veranderende taalgebruik in het museum. ‘Tervuren’ is talk of the countryvoor de heropening op 8 en 9 december, na vijf jaar sluiting waarin het museum actief bleef als pop-upmuseum en met educatie.

Met Guido Gryseels spreek ik over de Grote Transitie. Wat betekent dat voor dit federale museum, zijn publiek, zijn medewerkers? Meer dan een paar vragen heeft de gedreven directeur niet nodig. We beginnen met wat letterlijk in het oog springt: de nieuwbouw, los van het oude museumgebouw. Welke problemen moest die oplossen?

‘Eerst en vooral: het klopt dat dit het meest in het oog springt, maar de bouwwerkzaamheden zijn, bij wijze van spreken, the easy bit. Mij gaat het vooral om de inhoudelijke vernieuwing, na zestig jaar stilstand in de vaste collectie. Nu goed, ons historische museumgebouw, dat sterk koloniaal geïnspireerd is, is volledig beschermd. Structurele veranderingen kunnen niet. Wij hadden geen vergaderzaal behalve deze ruimte met 14 plaatsen, geen tentoonstellingszaal met klimatisatie, geen goed restaurant met keuken, geen goede shop… Er was nood aan museuminfrastructuur voor de 21ste eeuw. Hier was er maar één oplossing: een nieuwbouw, met alle faciliteiten die we misten, zoals ook een auditorium. En onze publieksoppervlakte is verdubbeld naar 11.000 vierkante meter. Ook de toegankelijkheid voor alle mensen is voortaan verzekerd.’

Forum voor debat

De ombouw van de geesten dan. U kent de buzzwoorden: participatie, integratie van immaterieel cultureel erfgoed, musea als plek van dialoog en welzijn, maatschappelijke betrokkenheid… Met hier als complicerende factor de koloniale beladenheid, ingebakken in de museumgeschiedenis, en de jarenlange stilstand. Hoe pak je zo’n mega-switch aan?

‘Stap voor stap. Je leert veel van voortschrijdend inzicht. Ik ben hier directeur sinds 2001 en toen al was duidelijk dat vernieuwing nodig was. Er waren tijdelijke, vrij baanbrekende initiatieven over de oorsprong van onze collecties en het koloniale verleden. Die kregen weerklank in de media. We hebben samen met de Afrikaanse gemeenschap de geschiedeniszaal hervormd, en in 2010 was er naar aanleiding van vijftig jaar onafhankelijkheid een tentoonstelling over die onafhankelijkheid door Congolese ogen. Die bood een heel andere blik.’

‘Dat waren voor mij stappen naar de renovatie, ook in onze communicatie. Er was de participatie van de Afrikaanse diaspora en gemeenschappen, en stilaan zag je de geesten ook in huis veranderen, bij de wetenschappers. Eerst deed men soms wat schamper en was het van “je wil te politiek correct zijn”, maar na elke vergadering met de Afrikaanse gemeenschappen hoorde ik ook: “Eigenlijk leerden we veel bij over hoe zij en wij ernaar kijken.”’

‘Het is dus intussen een proces van minstens 15 jaar: anders naar het koloniale verleden kijken – ik gebruik niet graag het woord “dekolonisatie” –, demand drivenwerken in gelijkwaardige partnerships met de Afrikaanse gemeenschap, onze bestuursorganen bevolken met mensen van Afrikaanse origine… Nog iets: het onderzoek. 80% van de publicaties over Midden-Afrika is wit. Dat geeft een bias in je onderzoeksvragen, je hypothesen, methodologie enzovoort. Ook daar moet je als wetenschappelijke instelling iets aan proberen te doen.’

‘Om kort te gaan: in al onze activiteiten – collectiepresentatie, onderzoek, communicatie, ontwikkelingssamenwerking enzovoort – vond een structurele cultuurverandering plaats. De vraag “hoe kijken Afrikanen ernaar? Wat betekent het voor hen?” is nu een reflex. Dat zit ingebed en  gaan uit van hun actieve participatie.’

‘We willen een museum en forum van debat zijn over hedendaags Afrika en de multiculturele samenleving, maar we willen het museum ook als lieu de mémoirevan het koloniale verleden behouden voor zowel Belgen als Congolezen. Overigens: in 2005 was de grootste zorg van Afrikanen die met ons samenwerkten de stilte van Europa over dagelijks 3000 doden in Oost-Congo. Niet zozeer onze discussies over Leopold II, wat voor sommigen toen een intern Belgisch debat was… Die samenwerking met Afrikaanse gemeenschappen verliep met vallen en opstaan, maar in een open dialoog.’

Wit België

Is uw personeel klaar voor de makelaarsfunctie? Hebben musea de mensen in huis voor de vele nieuwe verwachtingen?

(aarzelend): ‘Nee, dat klopt, maar ook dat groeit door dagelijkse contacten, met vallen en opstaan. Bijvoorbeeld door onze samenwerking met mensen uit de diaspora die onze gidsen opleiden. Ik hanteer ook een rekruteringsbeleid waarin bij gelijke kwaliteiten de voorkeur gaat naar Afrikanen. En de profielen zijn veranderd. Denk aan onze hoofdcommissaris, Bambi Ceuppens, ook van Afrikaanse origine, die een grote invloed heeft op onze manier van kijken en denken. Zij nodigt ons uit: “Denk na over je taalgebruik.” Ik rekruteerde verder Afrikaanse wetenschappers, nu zitten we aan 9%. Niet genoeg, maar zij brengen nieuwe perspectieven binnen.’

‘Wij hebben hier vier disciplines: biologie, culturele antropologie, geologie, geschiedenis. Nu heb je ook sociaal antropologen nodig. Mensen die de gevoeligheden kennen, die aandacht hebben voor de hedendaagse context, de menselijke kant. Zijn al onze 250  personeelsleden 100% mee? Nee, ik besteed nogal wat tijd aan discussies. Maar er is wel, zoals ik zei, ”voortschrijdend inzicht”.’

‘Ik ga je misschien verbazen, maar de grootste strijd ging niet over de interpretatie van het koloniale verleden. Wetenschappers willen alles zo correct mogelijk, met veel nuances. En toen kwamen ze met voorstellen voor “hun” zaal: dertig bladzijden tekst, 26 thema’s, 25 subthema’s… Dat kan natuurlijk niet, je maakt een tentoonstelling, geen uitvergroot boek. Het ging naar tien bladzijden, naar één, en dan naar twee zinnen, met de essentie. Veel discussies hadden daarmee te maken: hoe ga je naar een publieksgerichte benadering? De klassieke museumdiscussies. Die debatten zijn hier intenser doordat je het historisch moet gaan duiden.’

Inderdaad. Dit museum kan niet anders dan, meer dan veel collega’s, in de spiegel kijken…

‘Ik vind dat wij steentjes verleggen als het gaat over multiculturalisme, institutioneel racisme, diversiteit enzovoort. Ik ben daar trots op, al gaat het voor sommigen te traag. Dat is ook normaal: in België begint het debat over de witte wereld die we nog altijd zijn pas, in tegenstelling tot de buurlanden. Dat heeft historische oorzaken. Maar als minister Reynders recent in een officiële speech op een conferentie van ons zegt dat we afstand moeten nemen van het kolonialistische systeem en openstaan voor de restitutieproblematiek, val ik van mijn stoel. Op dat moment denk je als directeur: wat ik heb gezegd, wordt beleid. Hoe men openstaat voor het debat over het koloniale verleden en de diaspora een stem geeft, dat geeft hoop. Het is ook onze rol als museum dat te doen.’

‘Kijk, wij waren meer dan zestig jaar een koloniaal museum, en bleven dat zelfs nog na 1960. Generaties Belgen hadden hier hun eerste contact met Afrika en groeiden op met de gedachte dat de westerse cultuur superieur is aan de Afrikaanse. Dat, en de gevolgen inzake achterstelling en discriminatie, verwijten mensen uit Afrika ons. Het maakt de cocktail soms explosief.’

‘Je moet als instelling aanvaarden dat je met je verleden geconfronteerd wordt en daar iets aan doen. We moeten een leidende rol spelen in het debat, ook via het geschiedenisonderwijs, waar we ijveren om iets aan het curriculum te doen. We moeten impact hebben. Samen met de diaspora en de mensen uit Afrika.’

Digitalisering en restitutie

Tijd voor een digitale transitie, zou ik zeggen, als ik hoor wat uw wetenschappers allemaal kwijt willen.

‘Het digitale is heel belangrijk, met in de nieuwe tentoonstelling veel audiovisuele media en alles samen zowat 180 uur filmpjes! Dat was een compromis met onze wetenschappers. We werken met interactieve modules, digitale fotoboeken, virtual reality enzovoort. En met veel getuigenissen. Maar ook met het digitale museumbezoek thuis en ons free access-beleid zijn we hard bezig. Het digitaliseren van de collecties is theeasy parten daar staan we ver in, maar beschrijven en online zetten, dát is het echte werk. We investeren fors in digitalisering, meer dan een half miljoen euro per jaar, maar naar schatting kost een volledige digitalisering in ons geval 75 tot 80 miljoen euro. We willen daar zeer ver in gaan, maar de middelen zetten een rem.’

‘Als eerste ex-kolonisator zal België de archieven van een voormalig koloniaal land digitaliseren, Rwanda, waarvan het grootste deel zich in België bevindt. Zo willen we de kritiek dat toegang tot deze archieven voor Rwandese historici erg moeilijk is, counteren. Er komt ook een reizende tentoonstelling in Rwanda over de rol van Rwandezen in de Eerste Wereldoorlog.’

U verbindt de digitalisering met de restitutieproblematiek.

‘Voor mij is de onderliggende vraag bij restitutie niet zozeer het eigenaarschap en waar dingen bewaard worden, maar toegang krijgen tot collecties. Wel, een groot stuk van ons erfgoed kunnen wij digitaal ter beschikking stellen en zo “teruggeven”: foto’s, archieven, films… Dat doen we dus. Ook objecten: met een goede online databank kun je veel realiseren en bijvoorbeeld overal ter wereld onderzoek mogelijk maken. Met een digitale inventaris kun je ook de discussie met Afrikaanse partners makkelijker voeren. Verder ben ik het in deze complexe discussie ten gronde eens met president Macron als hij zegt dat het niet normaal is dat een zo groot deel van het Afrikaanse cultureel erfgoed zich in Europa bevindt. Maar kijk naar de Elgin Marbles, waar er geen enkel valabel argument is om te zeggen dat ze in Engeland moeten blijven… Als het al zo moeilijk ligt tussen twee Europese landen…. We staan open voor het restitutiedebat en we kunnen via bruiklenen en reizende tentoonstellingen al een grote stap zetten.’

Stormloop

Hoe zal het museum zijn vaste collectie urgent houden? Wat wordt de verhouding tussen vast en tijdelijk?

‘Musea verouderen tegenwoordig snel, zeker als je verhalen vertelt. Daar zijn we ons van bewust. We zullen jaarlijks een gedeelte vernieuwen. Het eerste jaar komt er geen tijdelijke tentoonstelling. Dat is mij aangeraden door elke museumdirecteur: je wilt dat alle aandacht gaat naar de permanente tentoonstelling en de renovatie. We moeten nog een specifiek prioriteitenbeleid ontwikkelen, maar we hebben al een methodologisch vernieuwend businessplan met types van tijdelijke tentoonstellingen: van grote blockbusters tot beperktere expo’s met source communities. We zullen veel meer in cocreatie gaan werken, met mensen van Afrikaanse origine. Ook hedendaagse kunst krijgt meer ruimte en de prioriteit gaat naar het gebruik van onze collecties.’

‘We zien enorm veel belangstelling, ook uit het buitenland, en we verwachten een stormloop. We gaan uit van jaarlijks gemiddeld 200.000 tot 250.000 bezoekers, van wie de helft -18-jarigen, die gratis komen. Mijn angst is onze ligging en het gebrekkige openbaar vervoer. Tervuren heeft geen treinstation en de parkeergelegenheid is relatief beperkt.’

Dramatisch

Aan het eind van ons gesprek wil Guido Gryseels nog iets kwijt:

‘Soms krijg ik de vraag: waarom zo’n grootse nieuwbouw in budgettair moeilijke tijden? Kon het niet modester? Het ontwerp voor de renovatie is goedgekeurd in 2006, vóór de financiële crisis, en de financiering komt van een lening van de Belgische staat. In 2006 is mij gezegd: “Man, think big. Deze kans krijg je geen twee keer. Denk erover hoe je je museum over vijftig jaar wil zien.” Ik begrijp de vragen, maar ik denk nog altijd dat de langetermijnkeuze de correcte is.’

‘Een groot probleem zijn intussen de zware bezuinigingen in de openbare sector. Voor ons betekent dat onder deze regering 28% van onze operationele werking en 12% van onze personeelskredieten. De effecten zijn dramatisch. In vijf jaar verloor ik een kwart van mijn middelen en personeel, en dat in de aanloop naar de opening. Hier doen veel mensen twee jobs. Ik zag onlangs mijn hoofd Communicatie en mijn binnenhuisarchitect vitrines poetsen… Dat is toch onhoudbaar?’

‘Een tweede grote beperking is een Europese regel: je mag niet meer uitgeven dan je binnenkrijgt. Alle uitgaven moet je doen op je lopende begroting. Dat geldt ook voor investeringen. Ik zet elk jaar een som opzij voor de renovatie, maar ik kan die normaal niet gebruiken, zelfs sponsorgeld niet! Ik heb na onwaarschijnlijk veel lobbywerk een speciale regeringstoestemming om dit jaar iets meer dan 2 miljoen euro méér uit te geven dan ik binnenkrijg. Daar moet dringend een oplossing voor komen.’

Hoop

Waar moet het museum over tien jaar staan?

‘Ik hoop dat we onze internationale rol als belangrijkste referentiecentrum ter wereld voor Centraal-Afrika kunnen handhaven. Dat we een belangrijke rol blijven spelen in de multiculturele samenleving en de maatschappelijke debatten daarover. Dat we mee het natuurlijk en cultureel erfgoed kunnen beschermen. Dat mensen van Afrika en iedereen die interesse voor Afrika heeft het museum als hun thuis beschouwen. Dat we zelf als museum veel diverser zijn en dat bekwame mensen in topfuncties van Afrikaanse afkomst zijn. Dat we veel actiever zijn in Afrika, met partnerschappen met Afrikaanse organisaties. Tegelijk weet ik dat traditionele partnerlanden van België in Afrika momenteel geen voorbeelden zijn waar je trots op kunt zijn en dat het moeilijk werken blijft. En ik sprak al over de budgettaire problematiek en de vermindering van vacatures. Dat vertraagt de toename van de diversiteit sterk.’

 

Interview: Patrick De Rynck, eindredacteur

uit: Museumpeil 51, thema: Musea in transitie

AfricaMuseum

Foto: Jo Van de Vyver ©KMMA