Collectie, Vlaanderen
Ambachtelijk vakmanschap als stuwende kracht voor samenwerking
Veel musea ervaren wetenschappelijke kennis en praktische expertise plichtsbewust als standaarden waaraan zij nu eenmaal moeten voldoen. Formeel of informeel. Nog te vaak wordt over het hoofd gezien dat deze pijlers een enorme katalysator kunnen zijn voor de eigen dagelijkse werking en samenwerkingen met andere musea. Een best practice vanuit het Karrenmuseum in grensgemeente Essen.
Op een honderdtal meter van de grens tussen België en Nederland ligt het in het groen verdoken domein van het Karrenmuseum in Essen. De naam van dit museum refereert aan zijn heemkundige en agrarische verleden sinds 1971, toen de collectie vooral werd opgebouwd met boerenkarren en landbouwalaam. De afgelopen jaren houdt het museum sterk vast aan zijn herschreven verzamelmissie en richt het zich in brede zin op ‘door mens of dier voortgedreven voertuigen tot medio twintigste eeuw’. Hierdoor kregen deelcollecties als handelsvoertuigen en luxe rijtuigen een aanmerkelijk belangrijkere rol in de opstelling. Zo staan er sinds enkele jaren pronkstukken van onder andere de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel, de stad Antwerpen en Musea Brugge in het Koetshuis van het Karrenmuseum.
Versterking netwerk
Van oudsher beheersen medewerkers en vrijwilligers van het Karrenmuseum ambachten die zijn gelieerd aan de collectie voertuigen. In het museum hebben de smid, de wagenmaker, de houtzagers en de leerlooier voor hun eigen publiek toegankelijke werkplaatsen. Zij tonen hun vakmanschap niet alleen tijdens eigen evenementen als de jaarlijkse Ambachtendag, maar zij geven ook demonstraties op jaarmarkten in heel Vlaanderen en in musea als het Openluchtmuseum Bokrijk. Ambachtslieden elders in Nederland en Vlaanderen weten op hun beurt ook makkelijker hun weg naar de evenementen van het Karrenmuseum te vinden. Het onderlinge netwerk is de afgelopen jaren versterkt, wat voor alle betrokkenen een positieve impuls geeft aan het doen overleven van de verschillende ambachten. De vergoeding voor de demonstraties vanuit het Karrenmuseum is bedoeld om de kosten te dekken, de stimulans om dit te blijven doen schuilt vooral in twee andere zaken. Ten eerste is het voor het Karrenmuseum een prachtige kans om dit immaterieel erfgoed ook ergens anders onder de aandacht te brengen. Een tweede niet te onderschatten facet is dat deze demonstraties een stimulans zijn voor de betrokken vrijwilligers. Met gepaste trots vertellen zij thuis dat ze in een museum als Bokrijk hebben meegeholpen om een wielband om te krimpen.
Koninklijke familie
Een vergelijkbaar stokpaardje bij met name de vrijwilligers is de kennis en handigheid die zij hebben om de eigen mobiele kiosk op en af te bouwen. Deze in 1925 gebouwde kiosk is volledig inklapbaar in een wagen en kar, zodat paarden deze van dorp naar dorp konden trekken. Niets verraadt dan nog dat het een zeer inventieve constructie betreft waarop uiteindelijk zo’n zestig man kan plaatsnemen. Praktisch inzicht en de nodige voorzichtigheid zijn van groot belang bij het opstellen van de kiosk. Een vaste groep vrijwilligers is steeds bij de opbouw betrokken. Door af en toe nieuwe vrijwilligers bij de groep te betrekken, blijft alle kennis behouden. Absolute kers op de taart zijn de momenten waarop de kiosk wordt gebruikt bij een ander evenement. Zo was de kiosk in 2014 in Antwerpen te zien tijdens de herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Toen de koninklijke familie over een ponton over de Schelde liep met op de achtergrond de kiosk in beeld, was enige fierheid bij de groep vrijwilligers te begrijpen.
Restauraties
Het doen overleven en demonstreren van ambachten komt ook nadrukkelijk terug bij de restauraties van voertuigen die het museum uitvoert. Het Karrenmuseum hecht hierbij zeer veel waarde aan een duidelijke, wetenschappelijk onderbouwde visie en heeft hiervoor een gediplomeerd restaurator in dienst. Onder zijn leiding worden restauraties van eigen objecten uitgevoerd, al is de afgelopen jaren ook het aantal opdrachten voor andere musea en particulieren toegenomen. Een indrukwekkende opdracht was bijvoorbeeld de restauratie van de gevangeniswagen van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel. In 2014 kwam dit in België en Nederland unieke voertuig in het atelier van het Karrenmuseum aan, om een jaar later naar de toenmalige Europese culturele hoofdstad Mons te vertrekken om als blikvanger te dienen voor een tentoonstelling over Paul Verlaine. De restaurator vervaardigde onder meer twee nieuwe houten wielen, verstevigde het onderstel van de boevenwagen, maakte de inklapsystemen weer werkend en voerde een intensieve behandeling uit tegen de houtaantasting in de wagen. Deze restauratie heeft met verschillende restaurators en collectiebeheerders, waar eerder nog niet mee werd samengewerkt, een interessante dialoog geopend over de conservatie en restauratie van dit type historische voertuigen. Een dialoog waarbij alle betrokkenen met gepaste belangstelling naar elkaars visie informeren.
Win-winsituatie
Deze expertise op het gebied van behoud en beheer speelt ook een belangrijke rol in de samenwerking met onder meer Musea Brugge. Enkele jaren terug schreef het Karrenmuseum een expertiseverslag voor de stad Brugge met het oog op de mogelijkheden om de stedelijke collectie rijtuigen te kunnen verplaatsen. In 2015 volgde hieruit een bruikleenovereenkomst van drie indrukwekkende adellijke rijtuigen uit 1800. Globaal gezegd krijgt het Karrenmuseum de drie historische koetsen in bruikleen aangeboden in ruil voor een conservatiebehandeling die gedurende de duur van de bruikleenovereenkomst wordt opgevolgd. Een win-winsituatie voor beide musea.
Profilering
De afgelopen jaren heeft het Karrenmuseum stelselmatig meer specifieke expertise en wetenschappelijk onderbouwde kennis opgedaan met onderzoek naar historische voertuigen in Vlaanderen. Zo startte het Karrenmuseum in 2012 een door de Vlaamse overheid ondersteund wetenschappelijke inventarisatie van bewaarde landbouwvoertuigen in Vlaanderen. Bij zowel musea als privéverzamelaars werden van ongeveer driehonderd voertuigen per object zo’n driehonderd typologische kenmerken opgenomen. Aan de hand van deze 90.000 kenmerken zijn vervolgens een typologering en hiërarchische boomstructuur van landbouwvoertuigen opgesteld. In 2014 kreeg dit onderzoek een vervolg op het gebied van handelsvoertuigen en dit jaar startte het Karrenmuseum een derde en voorlopig laatste inventarisatie, ditmaal van rijtuigen. Al deze kennis is niet alleen voor het Karrenmuseum zelf van grote waarde, maar zeker ook voor alle Vlaamse en Nederlandse erfgoedbeheerders in dit specifieke verzamelgebied. Onder meer collega’s van het Museum voor de Oudere Technieken in Grimbergen, Centrum Agrarisch Geschiedenis in Leuven en Openluchtmuseum Bokrijk maken voor hun eigen (collectie)beleid geregeld gebruik van de onderzoeksresultaten. De opgedane wetenschappelijke kennis wordt niet commercieel benut, maar verstevigt absoluut de positie van het Karrenmuseum in het Vlaamse museumlandschap en werpt ook zijn vruchten af op het gebied van schenkingen en bruiklenen.
Hoger plan
Samenvattend kun je zeggen dat vrijwilligers en medewerkers de afgelopen jaren het Karrenmuseum sterker hebben geprofileerd als kenniscentrum. Het museum neemt in de lage landen een unieke positie in met het bewaren en tonen van immaterieel erfgoed, de expertise inzake restauraties en de wetenschappelijke onderzoeken op het gebied van historische voertuigen. Hoewel dit vakmanschap in directe zin slechts een bescheiden financiële impuls oplevert voor het museum, zijn het vooral de effecten op lange termijn die de dagelijkse museumwerking naar een hoger plan tillen. Vrijwilligers blijven geëngageerd, ambachtelijke kennis blijft behouden en het museum is in staat om in de erfgoedsector nieuwe samenwerkingen aan te gaan. Expertise en wetenschappelijke kennis zijn dus veel meer dan stoffige begrippen of vereisten, ze kunnen een net zo onverwacht als positief impuls geven aan de werking van een museum.
Auteur: Leo van den Berg, directeur Karrenmuseum
Fotobijschrift:
Collectiebeheerder en gediplomeerd restaurator Dieter van Mol maakt in het Karrenmuseum proefopnames voor een wetenschappelijke inventarisatie van rijtuigen die in oktober van start ging.