Columns
Arcam Amsterdam
Van huis uit had ik weinig affectie met de wereld van de architectuur. In het bollendorp Lisse was daar, zeker in die eerste decennia na de oorlog, ook weinig aanleiding toe. Er waren wel een paar aardige villa’s van rijke bollenboeren, maar de doorsnee huisvesting en winkelstand gaf geen enkele aanleiding om het woord architectuur in de mond te nemen. Je had een dak boven je hoofd en was al blij dat die niet lekte. Pas nadat ik vanwege mijn studie in Leiden op kamers ging wonen, kreeg ik in dat universiteitsstadje steeds meer oog voor vormgeving en ornamentiek in de openbare ruimte. Van huizen en hofjes, scholen en kerken, fabrieken en nutsgebouwen, bruggen, een fontein en velerlei straatmeubilair. Ik leerde zien op een manier die ik daarvoor nauwelijks kende. Dat de openbare ruimte meer is dan je alleen in te verplaatsen en dat schoonheid verder reikt dan een mooie vrouw of een schilderij in een museum. Hoe groter de variëteit, des te interessanter de zoektocht naar wat bijzonder is en waarde heeft.
Na Leiden kwam Amsterdam, alwaar ik het tweede deel van mijn studie vervolgde en waar de bouwkunst vele hoogtepunten heeft gekend en nog kent. Hoogstandjes van architectuur die de hoofdstad zijn ongekende allure geven en ondanks de beperkte schaalgrootte en de intimiteit van een groot dorp toch internationaal een erkende en zeer gewaardeerde wereldstad is. Waarschijnlijk is het juist die beperkte omvang en de intimiteit van een relatief kleine binnenstad en grachtengordel en de vele gezellige buurten en wijken daar omheen, die Amsterdam zo aantrekkelijk maken. Want in Amsterdam leer je het echte kijken, het in je brein opnemen en ontvankelijk maken voor al het moois en avontuurlijks dat de openbare ruimte te bieden heeft. En natuurlijk niet met die vreselijke smartphones die tussen jou en de werkelijkheid staan, laat staan die dingen op een stokkie!
Arcam, het door René van Zuuk ontworpen gebouw heeft de vorm van een in aluminium uitgevoerde tsunamigolf aan het Oosterdok langs het IJ, vlak bij het Nemo en het Scheepvaartmuseum. Aan de IJ-zijde is het betrekkelijk kleine gebouwtje voorzien van een glaswand die van onder tot boven doorloopt en een prachtig uitzicht biedt op het water van het IJ. Naast wisselende exposities kun je er terecht voor alle informatie over de architectuur en stedenbouw van Amsterdam. In de benedenverdieping is de wand aan de stadszijde gebruikt om een schitterend panorama aan te brengen met een chronologisch overzicht van de Amsterdamse architectuurgeschiedenis, vanaf de 13eeeuw tot heden.
Nu het honderd jaar geleden is dat de vermaarde architectuurstroming van jonge, zeer getalenteerde ontwerpers en kunstenaars bekendheid kreeg onder de naam “Amsterdamse School”, heeft Arcam een speciale expositie van hedendaagse architecten georganiseerd die zich door die School beïnvloedt en geïnspireerd voelen. Kenmerken van die bouwstijl zoals baksteen en ornamenten en expressieve gevels komen terug in bijvoorbeeld de nieuwbouw van de Houthavens in Amsterdam West. Daarnaast toont Arcam een tiental recente en opmerkelijke projecten in Amsterdam waarin sporen van de Amsterdamse School zichtbaar zijn. In de tentoonstelling wordt met foto’s, maquettes en met de pen geschreven verhalen van de architecten een ode gebracht aan die architectuurstroming uit het begin van de twintigste eeuw. Beroemde voorbeelden in die periode: “Het Schip” van Michel de Klerk in de Spaarndammerbuurt (Amsterdam West) en het Amrâthhotel, voorheen het Scheepvaarthuis, van Joan Melchior van der Meij aan de Prins Hendrikkade.
Maar ook nu kunnen we in dit “koude kikkerlandje” er nog steeds wat van als het op architectuur aankomt. En dat betreft niet alleen de bekende grote namen als Rem Koolhaas, Sjoerd Soeters en het Rotterdamse Architectenbureau MVRDV (Maas/van Rijs/de Vries), maar evenzeer de groep van architecten die aan de huidige expositie in Arcam hebben meegewerkt. Een paar namen: Marlies Rohmer, Liesbeth van der Pol, Arjen Hoogeveen en …Rudy Uytenhaak. Dat ik deze laatste met enige nadruk vermeld heb, heeft niets te maken met een gekwalificeerd oordeel in de zin van meer of minder, maar uitsluitend vanwege mijn verbazing zijn naam, foto van een bouwwerk van zijn hand en zijn verhaal daarover op deze expositie aan te treffen. Het zegt natuurlijk meer over mij dan over toparchitect Uytenhaak. De enige reden tot mijn verbazing is dat ik de familie van Rudy Uytenhaak (zijn moeder en broer) heel goed ken en gekend heb en zo nu en dan de architect ook wel eens tegenkwam. Op sommige feesten van zijn aan de Keizersgracht wonende, helaas jong overleden broer Theo en bij zijn moeder Marie-Louise in haar Vlaamse buitenhuis. Ja, misschien kinderachtig en provinciaal om die relatie zo te vermelden, maar ik kon het toch niet laten.
Bik Versteegen (2016)
Arcam, Architectuurcentrum Amsterdam
foto: Arcam, Amsterdam (©: Michiel Neugebauer)
Bik Versteegen (1945) is schrijver en cultureel antropoloog. Hij begon op latere leeftijd verhalen te schrijven, inmiddels zijn vier bundels uitgegeven. Op verzoek van Museumpeil bezoekt hij musea. Zijn stijl wordt gekenmerkt door een plezierige mix van observaties en herinneringen.
Michiel Neugebauer (Gouda, 1967) is stedelijk en industrieel fotograaf met oog voor detail. Hij speelt met het aanwezige licht met als resultaat een mooie natuurlijke lichtval.