Collectie, Uitgelicht

Contemporain verzamelen en afstoten

Alfred Staarman
Gepubliceerd: 28 november 2017 om 09:54   /   door

Alfred Staarman is sectormanager collecties Nationaal Militair Museum. Het museum heeft recent 60.000 voorwerpen ontzameld. Alfred geeft tien tips voor afstoten (Museumpeil 48)

Het Nationaal Militair Museum (vóór 2014 Legermuseum) begon rond 2000 met het actief contemporain verzamelen, vanuit de wens om dichter bij de actualiteit te blijven van een krijgsmacht die permanent op meerdere plekken tegelijk in de wereld wordt ingezet.

In 2006, de periode van de Afghanistanmissie, kwam dit proces in een stroomversnelling. Zowel de Landmacht als de Luchtmacht waren er actief op een schaal die nu, na jaren van bezuinigingen, al bijna niet meer mogelijk is. Met name de Landmacht kreeg door de uitzending naar Uruzgan een totaal ander uiterlijk dan wat we gewend waren van beelden uit eerdere operaties, zoals in voormalig Joegoslavië. De zogenaamde desert camo, camouflagepakken in gele woestijnkleur, deden hun intrede, maar ook zagen we andere voertuigen en bewapening verschijnen. Een ander fenomeen was de grootschaliger inzet van de Special Forces. Militairen die normaal gesproken weinig in het nieuws komen, waren ineens regelmatig op het journaal, vooral door de politieke besluitvorming eromheen.

PROACTIEF ZIJN

Het Legermuseum wilde in een speciale expositie aandacht besteden aan het optreden van de Special Forces, met name van het Korps Commandotroepen (KCT) van de Landmacht. Maar dan moesten er wel ‘spullen’ komen. Dat was de trigger om intensief de samenwerking te zoeken met het KCT. Zij hadden er belang bij goed voor de dag te komen in het museum, met het juiste actuele materieel, en het Legermuseum zag een kans objecten te verwerven rond een bijzondere militaire eenheid. Dat heeft geresulteerd in een aantal spectaculaire verwervingen die we in de expositie Special Forces in 2007 presenteerden en daarna vast in de collectie konden opnemen.

Een van de verwervingen betrof een compleet Mercedes Benz patrouillevoertuig zoals dat door Nederlandse commando’s in Uruzgan is gebruikt. De auto’s waren niet speciaal gemaakt voor het doel waarvoor ze gebruikt werden, maar zijn op basis van voorbeelden, wensen en ervaringen aangepast en omgebouwd: ‘gemodificeerd’ in militair jargon. Er was echt sprake van maatwerk. Het resultaat was een uniek, alleen door Nederland gebruikt militair type voertuig dat speciaal op de terreinomstandigheden en de taakstelling was toegesneden. Dit soort voertuigen wordt doorgaans bij terugkomst in Nederland ofwel teruggebracht in de oorspronkelijke staat ofwel, als ze in hele slechte staat zijn, afgevoerd uit de sterkte. Dan wacht meestal verkoop of vernietiging. In ieder geval moet je er als museum heel snel proactief bij zijn om er één te kunnen verwerven. Dat is gelukt. Het kan ook wel eens fout gaan: de voor het museum veiliggestelde compagniesbar uit Kamp Holland werd bij aankomst in Nederland door een medewerker, die het in onderdelen vervoerde object niet herkende, als afval weggegooid.

MUSEALE REGELS?

Een ander voorbeeld van een verwerving uit dezelfde periode is een complete uitrusting van een individuele Nederlandse commando uit Afghanistan, met alles wat erbij hoorde: uniform, wapen, scherfvest en vooral de gedocumenteerde inhoud van de rugzak en zijn jas- en broekzakken. Als je weet dat deze militairen omwille van functionaliteit en gewichtsbesparing alleen het strikt noodzakelijke bij zich dragen, is het des te interessanter te weten waarom ze wat meenemen. Een uitgebreid interview met de betrokkene voegde veel informatie toe uit de eerste hand. Dat is in onze branche een belangrijk voordeel van actueel verzamelen. Je kunt een soldaat ‘aankleden’ zoals in het boekje, maar de werkelijkheid wijkt altijd af van de theorie. En niet weinig, zo bleek.

Het verwerven van een dergelijk ensemble is één ding, het duurzaam intact houden ervan is een tweede. De grote museale uitdaging zit hem erin ensembles te behoeden voor materiaalgebonden berging, herindelingen van het depot, afstootrondes en dergelijke. Dat kan alleen als er zeer nauwkeurig wordt geregistreerd en tot op het meest individuele objectniveau relaties worden vastgelegd. Ook fysiek: geen ensembles uit elkaar trekken omdat leer nu eenmaal bij leer ligt en metaal bij metaal. Soms komt het werken volgens de museale regels duurzaamheid juist niet ten goede.

VERHALEN MET OBJECTEN

In de missie van het Nationaal Militair Museum (NMM) staat dat het museum het militaire verhaal vertelt, maar ook verhalen van militairen. Dat doen we aan de hand van objecten en daaraan verbonden verhalen, maar steeds vaker ook narratief: aan de hand van verhalen met daaraan verbonden objecten. Het verzamelen van verhalen en het ontsluiten ervan door ze bijvoorbeeld te koppelen aan foto’s in de collectie of aan andere collecties – denk aan de oorlogsgravenstichting – zal de komende jaren een grote vlucht nemen. Het vastleggen van verhalen en getuigenissen hoeft niet per se contemporain, maar dat heeft wel voordelen: wie nu tijdgenoten en ooggetuigen interviewt, kan de tand des tijds voor zijn. Een museum dat in thema’s en onderwerpen aansluit bij de actualiteit kan vanzelfsprekend niet anders. Met het biografisch verzamelen krijgt de collectie letterlijk een gezicht en een stem. Het biografische verzamelen stelt ons in staat collectie in de context van het gebruik te plaatsen.

 

TIEN GEBODEN VOOR AFSTOTERS

Het NMM is door de aard en omvang van de collectie, en de mogelijke instroom van objecten, als geen ander gedwongen keuzes te maken. Periodiek afstoten is noodzakelijk. Recent heeft het museum een grote afstootoperatie afgerond, waar we veel van hebben geleerd. Hier volgen enkele observaties en aanbevelingen in het kort.

  1. Het eerste grote risico bij afstoten is haast, waardoor de zorgvuldigheid in het gedrang kan komen: liever wat later klaar.
  2. Het tweede grote risico: het ontbreken van herkomstgegevens en databaserelaties. Met name bij persoonlijke ensembles, waar het geheel meer is dan de som der delen, moet je heel goed uitkijken wat je wegdoet. Het risico is dat schijnbaar onbelangrijke objecten worden afgestoten. Voorkomen moet worden dat het volume van de afstoot omgekeerd evenredig is met de kwaliteit van de registratie en het herkomstonderzoek, ervan uitgaande dat niets ‘zomaar’ in de collectie is opgenomen.
  3. Werk met de vaste staf, niet met buitenstaanders. Weiger alle goedbedoelde hulp van verzamelaars, vrijwilligers, liefhebbers en het Umfeld.
  4. Neem ruim de tijd, laat je niet opjagen door raden van bestuur of andere op grote afstand staande colleges en commissies.
  5. Bouw controle in, zodat iedereen kritisch blijft en je kunt terugkomen op een eerder besluit als voortschrijdend inzicht daarom vraagt.
  6. Zorg ook voor momenten van bezinning (trap soms op de rem) om te voorkomen dat afstoot een doel wordt in plaats van een middel.
  7. Raadpleeg nog eens die gepensioneerde collega met betrekking tot de herkomst van objecten.
  8. Ken op alle niveaus veto’s toe; de conservator mag het laatste woord hebben maar is niet alwetend.
  9. Transparantie en verslaglegging zijn als vanzelf geborgd wanneer de LAMO goed gevolgd wordt.
  10. Ten slotte: aarzel niet je eigen collectie kritisch te bekijken: een schip zonder overbodige ballast is sneller en wendbaarder.

 

Meer informatie: Nationaal Militair Museum

Auteur artikel: Alfred Staarman