Publiek en presentatie

De kansen en gevaren van immaterieel erfgoed in het museum

Gepubliceerd: 28 maart 2020 om 12:03   /   door

Een uitdagende weg vol valkuilen

Onlangs moest ik even terugdenken aan een VPRO-documentaire uit de begintijd van het internet. Enthousiaste jongens en meisjes bezongen de mogelijkheden van het internet. Onze wereld zou er enorm door worden verrijkt. Ze lieten vol trots zien, dat ze informatie over busroutes in Warschau konden bekijken. Op de vraag naar eventuele schaduwkanten werd de ondervrager aangekeken als ware hij een spelbederver. Ze konden nog niet bevroeden, laat staan zich voorstellen, dat ook kwaadwillenden het internet zouden kunnen misbruiken voor het pesten van klasgenootjes of het verspreiden van ‘fake news’.

Deze herinnering schoot door mijn hoofd tijdens de conferentie over immaterieel erfgoed, musea en superdiversiteit in Rotterdam. Iedereen bezong de kansen en mogelijkheden van immaterieel erfgoed voor het museum, maar de waarschuwende tegenstem ontbrak. Voor de goede orde: ook ik zie de kansen van immaterieel erfgoed voor musea, maar ik zie ook de gevaren, met name dankzij de artikelen van Richard Kurin.

Kurin is cultureel antropoloog en ‘acting provost’, de inhoudelijk leidsman, van het ‘Smithsonian Institute’ in Washington. Dit is het grootste museum ter wereld met 6500 medewerkers en een jaarlijks budget van 1,4 miljard dollar. Met ruim 140 miljoen objecten, waarvan velen zijn gerelateerd aan verdwenen of verdwijnende culturen is ‘intangible heritage’, ontastbaar erfgoed, voor Kurin een belangrijk aandachtspunt en aanvulling op de collectievorming van zijn museum.

De term ‘intangible cultural heritage’ is afkomstig uit de koker van UNESCO, bij de voorbereiding ervan was Kurin actief betrokken. Volgens UNESCO is het belangrijk om de diversiteit van culturen te beschermen. Men ziet voor musea een belangrijke rol weggelegd in het levend houden van deze diversiteit. Ook Kurin ziet het belang hiervan en verwelkomt deze nieuwe taakstelling. Het is, volgens hem, een ongelooflijk ambitieuze en waanzinnig moeilijke taak, want het verandert de rol van musea van archivaris in actor: van hoeder van het verleden naar deelnemer in het heden. Dit is een lastige nieuwe rol, want veel musea prefereren hun culturele erfenis juist ‘dead and stuffed’. Dat voorwerpen zouden kunnen spreken (mensen die immaterieel erfgoed praktiseren), je zelfs zouden kunnen tegenspreken is uitdagend, maar ook bedreigend.

Er zijn nog niet zoveel voorbeelden van musea die als actor middenin in de samenleving staan. Kurin verwijst naar musea in Zuid- en Midden-Amerika die fungeren als ‘community centers’, zij vormen het centrum van activiteiten in een lokale gemeenschap.

Op het symposium in Rotterdam was een  prachtig voorbeeld: een museum in een klein bergdorp in Sardinië. De nieuwe directeur heeft het stoffige museum omgetoverd in een vitaal centrum van de lokale weefcultuur. Een plek waar de technieken uit het verleden in ere worden gehouden en nu worden aangevuld en gecombineerd met nieuwe ideeën. Hij vertelde trots dat hij de helft van de jaarlijkse subsidie inmiddels heeft teruggestort. Het museum is nieuw leven ingeblazen, het kan weer op eigen benen staan. Voortaan kijk je als bezoeker naar het verleden en geniet je van het heden in de vorm van prachtige geweven producten, die je kunt kopen en dragen.

Op het symposium werd ook duidelijk, dat het instandhouden van het cultureel erfgoed in een afgelegen mono-cultureel bergdorp iets heel anders is dan in de stad. In steden als Antwerpen en Rotterdam leven nu groepen afkomstig uit ruim 160 landen. Hier wordt niet alleen samengeleefd, maar zijn er ook botsingen tussen verschillende culturele groepen. Ook Kurin herkent het explosieve karakter van culturele diversiteit en wijst erop dat UNESCO dit niet benoemt. Hij wijst ter verklaring op een innerlijke tegenstrijdigheid in de Unesco-definitie van immaterieel cultureel erfgoed: diversiteit botst daarin met universaliteit.

UNESCO wil de diversiteit van culturen beschermen, maar ze krijgen deze beschermde status alleen als ze respect hebben voor de universele rechten van de mens. Begrijpelijk want de UNESCO wil slavernij, kindermoord noch martelpraktijken ondersteunen. Maar hoe zit dat met het kastenstelsel van de Brahmanen? En hoe beoordeel je een muzikale traditie waarin alleen mannen de instrumenten mogen bespelen?

UNESCO eist niet alleen de erkenning van gelijke rechten voor iedereen, maar verlangt ook wederzijds respect tussen culturen. Maar culturen zijn per definitie bedoeld om de eigenheid, de meerwaarde van de eigen groep te benoemen. Volgens Kurin definiëren veel culturen zichzelf juist door de verschillen met anderen te benoemen. Sterker nog, het voortbestaan als groep, als eenheid, staat of valt met het zich afzetten en bestrijden van andere groepen. In alle culturen worden de overwinningen en nederlagen herdacht in verhalen en gezangen. Kortom, volgens Kurin wordt de visie van UNESCO op immaterieel, ontastbaar cultureel erfgoed ondermijnd door een eenzijdig idealistisch standpunt dat cultuur ziet als iets moois en hoopgevends. Men heeft onvoldoende oog voor de keerzijde van de medaille, voor de historische realiteit van strijd tussen culturen. Tevens ontkent men, dat door de alleszins begrijpelijke nadruk op wederzijds respect, per definitie bijna alle traditionele culturen worden buitengesloten.

Moeten musea dan maar afzien van het omarmen van immaterieel erfgoed, levend erfgoed dat spreekt en soms tegenspreekt. Nee, volgens Kurin kunnen musea niet anders dan het immaterieel erfgoed omarmen, daarmee haal je de buitenwereld en dus ook culturele conflicten in je museum. Maar musea doen zichzelf en de samenleving tekort als ze niet kiezen voor deze uitdagende weg vol valkuilen.

 

Franklin van der Pols, 9 februari 2018

Column voor speciaal nummer over immaterieel erfgoed in samenwerking met KIEN , Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland

Foto: Franklin van der Pols