Bedrijfsvoering, Uitgelicht
Echt of niet, Frans Bevers over authentieke ervaringen

Een pleidooi voor de bescherming van het authentieke karakter van musea.
Er is waarschijnlijk niemand in Vlaanderen en Nederland die zoveel tentoonstellingen heeft gemaakt als Frans Bevers. Hij richtte in 1981 het ontwerpbureau Opera op en hij werkte voor talloze musea over de hele wereld, van Leeuwarden tot Seoul. In het recente nummer van Museumpeil over “Presentatie en Overdracht” schrijft hij over wat hem beweegt. Wat is een authentieke ervaring? Een zoektocht langs het Holocaust Museum, Kaapstad, David Bowie en Elvis Presley’s Graceland naar ‘ Het Museum van de Onschuld’. Een pleidooi voor de bescherming van het authentieke karakter van musea.
“Als ontwerper heb ik een speciale verhouding met musea en tentoonstellingen. Niet zelden lig ik onder vitrines om te zien hoe die gemaakt zijn, klok ik de tijd dat een videoprojectie duurt, probeer ik het merk verlichtingsarmatuur te achterhalen of de onderliggende structuur van een interactieve toepassing te begrijpen. Toch gaat het me eerst en vooral om het verhaal dat het museum wil vertellen en of de vormgeving de juiste vertaling ervan is.
Authentieke ervaring
Ik traceer de ontwerpers van affiche en catalogus, ik tel het aantal regels op de tekstpanelen. Op de website check ik het aantal bezoekers en als ik zie dat een app voor een tablet of telefoon blijkt te werken kijk ik er vaak niet meer naar om. Het valt niet mee om mezelf te zien of me te gedragen als een doorsnee museumbezoeker (wat dat ook mag zijn). Maar toch komt het voor dat ik vergeet me af te vragen hoe een tentoonstelling is bedacht, ontworpen of uitgevoerd. Meegesleept door wat zich aan me voordoet. De analyse van hoe het tot stand is gekomen en welke technieken er zijn gebruikt komt pas daarna. Laat ik dat voor het gemak een authentieke ervaring noemen.
En dan heb ik het niet over de gereconstrueerde authenticiteit, zoals in sommige Nederlandse recreatieparken waar je het gevoel van de Surinaamse jungle, het plattelandsleven van Scandinavië of de Oostkust van de Verenigde Staten kunt ervaren. Of over historische reconstructies in musea die de bezoeker in de waan moeten brengen dat ze deel uitmaken van de geschiedenis. Sterker nog, ik heb altijd veel moeite met reconstructies. Niet alleen omdat het verleden zich niet laat reproduceren, maar ook omdat de tegenwoordige tijd niet buiten beeld kan worden gehouden en de illusie zelden wordt waargemaakt.
Ik zal een paar voorbeelden beschrijven van tentoonstellingen die me het gevoel gaven iets ‘echts’ mee te maken. Zonder er expliciet op in te gaan komt een aantal van de vragen zoals gesteld door de redactie van dit tijdschrift als vanzelfsprekend aan de orde. Misschien wordt daarbij geen recht gedaan aan het thema ‘nieuwe technieken van overdracht en presentatie’. De focus op nieuwe technieken is maar deels van belang naar mijn idee. Het gaat me eerst en vooral over het verhaal dat het museum wil vertellen en of de vormgeving de juiste vertaling ervan is. Ik richt me daarom meer op het tweede deel van de vraagstelling: ‘wat wil ik vertellen, hoe en aan wie?’ De manier waarop de bezoeker betrokken wordt bij de inhoudelijke boodschap van het museum is hierbij mijn belangrijkste aandachtspunt.
Victoria & Albert Museum (foto Richard Waite)
Open depot
De inrichting (Opera Amsterdam) van de Ceramic Study Galleries in het Victoria & Albert Museum is een voorbeeld van een ‘visible storage’ presentatie, een bekend principe. Bijzonder zijn de enorme afmetingen van de vitrines. Het museum overdondert de bezoekers met 26.500 objecten, die meters hoog staan opgesteld. De boodschap wordt daardoor op dramatische wijze overgebracht: hier is één van de grootste en belangrijkste collecties keramiek te zien. De aanwezigheid van de kennis hierover in het instituut is bijna voelbaar.
In het midden van de zalen tonen de nieuw ontworpen vitrines de studiecollecties die gerangschikt zijn op land van herkomst. De vitrines zijn dubbelzijdig uitgevoerd en vormen daardoor een binnenruimte waarin de curator zijn werk kan verrichten. Parallel hieraan bevinden zich in de gerestaureerde historische wandvitrines thematische opstellingen van deelcollecties die het verhaal van hun geschiedenis, productiewijze of gebruik vertellen. De twee cirkelvormige vitrines in de verbindingsruimten bevatten zowel studiecollecties als thematische presentaties. De thematische opstellingen zijn voorzien van eenvoudige tekstpanelen.
De studiecollectie zelf bevat geen enkele tekst of uitleg. Daarvoor is het aantal objecten te groot en staan ze vaak te dicht bij elkaar of te hoog opgesteld. Een doelbewuste keuze om een zo groot mogelijk deel van het depot, dat anders achter gesloten deuren zou blijven, toegankelijk te maken. Op beeldschermen kan de bezoeker secties van de vitrines selecteren en inzoomen op elk individueel stuk. Als je na het raadplegen van deze database meer wil weten over een object of het van dichtbij zou willen bekijken, kan een afspraak gemaakt worden met een curator, die je ontvangt te midden van zijn collectie in de vitrines. De Ceramic Study Galleries beschikken eveneens over een afgesloten studieruimte waar onderzoekers en studenten met de collectie aan het werk kunnen.
De fysieke aanwezigheid van het enorme aantal keramische objecten waar je als geïnteresseerde bezoeker, al of niet onder deskundige begeleiding, zelf dieper in door kunt dringen, maakt het bezoek tot een bijzondere ervaring. Een ervaring die werkelijk interactief genoemd kan worden.
Betrokkenheid: Holocaust en Apartheid
Om je als museum staande te houden binnen het ongelooflijke aanbod waar de hedendaagse consument zich mee geconfronteerd ziet, is het vooral noodzaak een emotionele band, een band van betrokkenheid te scheppen. Het verhaal van het museum zal ook het verhaal van de bezoekers moeten zijn. Zij moeten de mogelijkheid krijgen zich te identificeren met de mensen achter de voorwerpen. Niet alleen met de hoofpersonen in het vertelde verhaal, maar ook met de verteller. In het enorme Holocaust Memorial Museum te Washington wordt de eerste klap uitgedeeld in de lift. Gedurende, wat zal het zijn, 12 seconden, wordt de bezoeker geconfronteerd met de film van een soldaat die voor de poort van een concentratiekamp vertelt wat hij aantrof bij de bevrijding van het kamp. Een harde, maar efficiënte manier om de ervaringen van de buitenwereld achter je te laten en in de tentoonstelling met het paspoort van één van de slachtoffers in de hand de geschiedenis op je te laten inwerken.
Mijn eerste bezoek aan Kaapstad bracht me naar het District 6 Museum over een multiculturele wijk met 60.000 inwoners die in de zeventiger jaren van de vorige eeuw geheel vernietigd werd en die een litteken in de stad heeft achtergelaten. Er zijn talloze objecten, foto’s en getuigenissen over de ooit bloeiende wijk en haar treurige geschiedenis te zien. Wat mij het meeste raakte was de onder beschermend plasticfolie uitgespreide kaart die bijna de gehele vloer van de begane grond bedekt. De voormalige bewoners hebben deze plattegrond gemaakt en de straatnamen, de winkels, het eigen huis, uit hun herinnering ingetekend als een indrukwekkende getuigenis van hun gemeenschapszin en hun strijd tegen het dictatoriale bewind uit de dagen van Apartheid. Dat de entreebalie en het restaurant worden bemand door dezelfde voormalige bewoners en dat je van enkelen van hen in de boekwinkel hun levensverhaal kunt aanschaffen, brengt het gevoel als bezoeker even deel uit te mogen maken van hun geschiedenis dichtbij.
Het museum als plek om andere mensen te ontmoeten: Orhan Pamuk
Het is de Turkse schrijver en Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk die in zijn roman ‘Het museum van de onschuld’ de onschuld van museumvoorwerpen introduceert en een aantal richtlijnen geeft over het museum van de toekomst. Hij wil terug naar het kleinschalige museum dat eerder een roman dan een epos is, waar representatie wordt vervangen door expressie, waar monumentale gebouwen plaats maken voor huizen en waar verhalen worden verteld in plaats van historische gebeurtenissen. Het zal moeten gaan over mensen en niet over naties en in plaats van groot en duur is het nieuwe museum in de ogen van Pamuk klein en goedkoop. Het elfde en laatste punt van zijn ‘Een bescheiden manifest’ luidt: de toekomst van de musea ligt in onze eigen huizen. Waarschijnlijk zal het niet de bedoeling zijn het Prado, British Museum, Louvre, Metropolitan Museum en Vaticaans Museum op te doeken. Het is wel een sterk pleidooi om de rol van het museum in de maatschappij opnieuw te bevragen. Een pleidooi om het museum te zien als een plaats van verhalen over mensen en een plek om andere mensen te ontmoeten in plaats van hun functie als toeristische attractie op de voorgrond te stellen.
De roman ‘Het museum van de onschuld’ beknopt samenvatten binnen de ruimte van dit artikel is nogal oneerbiedig. Ik waag me er niet aan. Ik beperk me hier tot een beschrijving van mijn eigen indrukken over hoe een fictieve geschiedenis, het museum, de stad en de bezoeker elkaar ontmoeten. De roman is als een geraffineerde Turkse B-film waarin we worden meegenomen in de hopeloze liefde van de hoofdpersoon voor zijn veel jongere achternichtje. Het is tevens het verhaal over Istanbul als knooppunt tussen Oost en West in de tweede helft van de vorige eeuw. Wat in de context van dit artikel van belang is te vermelden, is dat de lezer gaandeweg in het verhaal betrokken wordt bij de ontvreemding door de hoofdpersoon van talloze voorwerpen die het leven van de vrouw omlijsten. Van sigarettenpeukjes tot oorringen en van lipstick en porseleinen hondjes tot stukken zeep. Een reusachtige collectie voorwerpen bedoeld om een plaats te krijgen in een museum ter ere van haar, haar leven en zijn liefde. Bijna aan het einde van het boek treft de lezer een ‘eenmalig toegangsbewijs’ voor het museum aan.
Roman, museum en werkelijkheid
Orhan Pamuk heeft het museum daadwerkelijk gebouwd in Istanbul, deels gefinancierd van het geld dat hij kreeg als winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur. Je loopt het gemakkelijk voorbij. Het gaat op in de omgeving, zoals bedoeld in ‘Een bescheiden manifest’. Het kleine museum is prachtig ingericht; op het eerste gezicht traditioneel. De verzamelingen bestaan uit alledaagse voorwerpen en zijn uiterst zorgvuldig uitgestald in de 83 vitrines (het boek kent 83 hoofdstukken) soms als surrealistische ruimtelijke composities. De bezoeker herbeleeft de geconstrueerde werkelijkheid van de jonge Füsun en haar minnaar Kemal maar ook de geschiedenis van de bewoners van Istanbul en hun dagelijks leven op de grens van Oost naar West. Buitengekomen staat hij weer midden in de wijk Çukurcuma, waar de tientallen tweedehands winkeltjes en antiquariaten een naadloze voortzetting van het museum lijken te zijn. Roman, museum en werkelijkheid zijn nauwelijks nog van elkaar te onderscheiden.
Dat er in bovenstaande voorbeelden nauwelijks sprake is van de toepassing van geavanceerde technische middelen (slechts een goed functionerende database en een paar ondersteunende video’s en interactieve programma’s) wil niet zeggen dat ik het belang en plezier van dergelijke nieuwe media ontken. Maar er zijn helaas voorbeelden te over waar prachtige en waardevolle collecties worden omringd of zelfs vervangen door audiovisueel spektakel, zonder dat het begrip of het genot van de objecten of verhalen daarmee wordt versterkt. Ik heb willen aangeven dat het authentieke karakter van het museum een groot bezit is waar zorgvuldig mee moet worden omgegaan.
Frans Bevers (1949) is oprichter van ontwerpbureau OPERA Amsterdam.Tegenwoordig is hij docent aan de Masteropleiding van de Design Academmy in Eindhoven en werkzaam als onafhankelijk ontwerper en curator.