Cultuurbeleid, Educatie, Uitgelicht

Gezocht! (Verdachte) Sponsors

Gepubliceerd: 25 mei 2022 om 14:48   /   door

Auteurs: Gertjan Plets, Martin Kuijt

Publieke musea zijn invloedrijke instellingen waar de bevolking vertrouwen in heeft. Zelfs in een periode waar de publieke sector wordt uitgekleed, alternatieve feiten welig tieren en iedereen met een smartphone zijn eigen versie van de geschiedenis kan promoten vertrouwen we nog altijd in onze publieke culturele infrastructuur. Maar er kunnen barsten komen in dat vertrouwen…

Wat zowel musea als universiteiten zeggen over cultuur, kunst en geschiedenis stuurt het publieke begrip van een bepaald onderwerp. Dat is zo voor het koloniale verleden, maar ook voor hoe we klimaatverandering begrijpen. Ook hoe we een industrie weergeven in een publiek museum wordt door bezoekers gelezen als een ‘objectief’ extern perspectief. Er is vertrouwen in musea omdat daar experts werken die goed getraind zijn en die vaak actief zijn in het wetenschappelijk debat. Daarom was er in juni 2021 consternatie in het Verenigd Koninkrijk toen duidelijk werd dat Shell een tentoonstelling over de klimaatcrisis in het gerenommeerde Science Museum had gesponsord.

Het Science Museum in Londen onder vuur! In een door Shell gesponsorde tentoonstelling zouden carbon capture-technologieën te romantisch worden voorgesteld. (bron: https://grist.org/climate-energy/shell-sponsored-uk-science-museum-exhibit-on-climate-solutions-carbon-capture-there-were-strings-attached/)

 

Dat musea de publieke opinie bepalen weten we al lang. Musea zijn best goed geworden in het niet opdringen van al te dwingende beelden en het belichten van verschillende perspectieven. Gelukkig dat onze belangrijkste broodheer dat ook toelaat: de staat! We hebben heel wat ervaring met het omgaan met de overheid. Mede dankzij de kritische erfgoedstudies weten we heel goed hoe we ons moeten bewegen in het politieke krachtenveld dat een museum vormgeeft. Er is bijvoorbeeld veel kritiek op de canon, maar de uitwerking in musea is vaak genuanceerd, met veel aan- en opmerkingen.

Klimaatverandering en musea: een onderzoeksproject

Maar er is een nieuwe speler in ons ecosysteem, die vooral belangrijk is als we het over duurzaamheid en een CO2-neutrale toekomst hebben: de fossiele industrie als sponsor en financier. Volstrekt nieuw is die misschien niet, want de erfgoedsector is al langer afhankelijk van private mecenassen dan van de staat. Maar de relatie van musea met bedrijven uit de fossiele industrie is nog nooit echt goed bestudeerd. Daarbovenop komt dat sinds 2013 Nederlandse musea nog meer als ‘cultureel ondernemer’ moeten opereren. Er werd zelfs een cijfer bepaald: minstens 17,5% van de totale begroting moet uit eigen inkomsten bestaan. Van toenmalig staatssecretaris Zijlstra moest er een ‘cultuur van vragen’ ontstaan binnen de culturele instituties: klop maar aan bij de industrie om de museumkas te spekken!

In het onderzoeksproject Carbon Cultures (www.carboncultures.org) over de neoliberalisering van de erfgoedsector onderzoekt de Universiteit Utrecht de impact van deze shift. Wat is de invloed van de ‘cultuur van vragen’ op de verhalen die we aan bezoekers vertellen en die zij zo serieus nemen? Omwille van de urgentie van de klimaatopwarming en de eerdere ervaring met het bestuderen van de invloed van Gazprom op historische musea in Rusland, werd besloten in te zetten op tentoonstellingen en presentaties over fossiele brandstoffen.

Gertjan Plets onderzocht eerder hoe erfgoed en musea door Gazprom werden gebruikt om van de lokale bevolking een culturele licentie te verkrijgen om te opereren. (Bron: https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1111/1469-8676.12963)

 

Druk van het bedrijf

De relatie tussen de olie-industrie en musea is zichtbaar in binnen- en buitenland, maar wat de invloed is weten we niet goed. Dieper ingaan op deze relatie is best lastig: er is in het publieke domein geen informatie beschikbaar om het te onderzoeken. Sponsorcontracten zijn niet openbaar, de communicatie tussen bedrijf en museum wordt niet systematisch bijgehouden en zelfs het sponsorbedrag wordt vaak niet meegedeeld (en staat niet in de jaarrekeningen). Waarom is dat zo lastig? In Rusland weten we tot op de roebel hoeveel geld Gazprom aan een museum geeft.

Voor ons onderzoek gingen we eerst in lokale en nationale archieven op zoek naar publiek beschikbare informatie. Enkel het Drents Museum deponeert met enige regelmaat informatie over zijn sponsors en tentoonstellingen. We konden bijvoorbeeld alle e-mails en contracten uit 1997 inzien over de Geo-Explorer-tentoonstelling, een grote multimedia-applicatie over de geologie van Drenthe. De NAM en Winterhall betaalden er 500.00 euro voor. In de communicatie was duidelijk te lezen dat er druk was van het bedrijf om de inhoud te sturen. Beeldmateriaal werd aangeleverd door de bedrijven, net als menig stukje tekst. Het was duidelijk: de pr-afdeling van het bedrijf wilde dat hun verhaal goed werd verteld. Al moet ook gezegd worden dat de curatoren van het museum daar heel kritisch op reageerden: ‘We willen niet gezien worden als een extensie van de NAM.’

Energiegeletterdheid

Dat de oliesector de ambitie heeft om het discours over hun industrie ook via publieke musea te sturen, vind je ook in de diepste krochten van het archief. In de periode 2012-2016 had de Topsector Energie, een amalgaam van energiebedrijven en overheidsinstanties, een programma om de veranderende publieke opinie rond gas en olie aan te pakken. Er was zelfs speciaal geld voorzien (16,1 miljoen euro) om via culturele en educatieve instellingen iets te doen aan de energy literacy ofte energiegeletterdheid van de bevolking, het begrip dat die bevolking heeft over bepaalde energiebronnen. Het doel was enerzijds duurzaamheidsprincipes te promoten, maar ook mensen de ‘realiteit’ en noodzakelijkheid van gas te laten erkennen: gas en olie waren en zijn nog steeds noodzakelijk voor de welvaartsstaat. Dat is ook wat je leest in de door henzelf gefinancierde geschiedenisboeken over NAM en Shell. Je kon het tot voor kort terugvinden in de onderwijsmaterialen van de NAM, met name het ‘Aardgas in de klas’-pakket. Zonder gas en olie geen verwarming, en zelf geen speelgoed en schmink!

Indirecte invloed

De intentie van de olie-industrie om het discours te veranderen via de publieke infrastructuur van ons land is er dus. Het Drentse voorbeeld uit de jaren 1990 toont dat het niet bij pogingen bleef. Was het Drents museum een uitzondering of zijn er nog voorbeelden? Is er geld voor energy literacy geïnvesteerd in Nederlandse publieke musea? En hoe gaat het sinds de Zijlstra-hervormingen? Eén antwoord is duidelijk: publieke informatie is er niet. Zoals de directeur van Rijksmuseum Boerhaave in september tijdens een radiodebat zei: ‘Die sponsorinformatie mogen we niet met je delen.’

Dat vormde geen belemmering voor het onderzoeksproject. De discussie brengt het onderwerp onder de aandacht en doet plots verborgen data bovendrijven. Het nodigt uit tot reageren en zet een proces in gang. De aanpak die we kozen was dan ook eenvoudig: eerst wilden we begrijpen hoe musea tegenwoordig met sponsors samenwerken. Daarna onderzochten we specifieke tentoonstellingen waar we van weten dat die gesponsord waren en gingen we op zoek naar de historische beeldvorming in die tentoonstellingen. Welk verhaal wordt verteld? En wiens verhaal is dat?

In binnen- en buitenland hebben we enkele curatoren geïnterviewd en ook leden van het team development—de fondsenwervers. We wilden weten hoe hun rol is geëvolueerd en hoe ze samenwerken met een sponsor. Snel werd duidelijk dat de zoektocht naar externe partners een dwingende verplichting is sinds de hervormingen: ‘Laat ze maar komen, we kunnen iedereen gebruiken.’ Het werd ons ook duidelijk dat de invloed van de sponsor vaak heel indirect was. Er wordt niks opgelegd, maar er wordt wel ‘samen aan de vraagstelling’ gewerkt. Concreet: in de complexe relatie met de sponsor is het museum geen spreekbuis van het bedrijf, maar je maakt ook geen brandhout van jouw ondersteuner, om zo de weg naar nog meer financiële steun op te houden.

Goedgeoliede historische verhalen

In ons onderzoek bekeken we verschillende musea. Twee sprongen eruit: Het Openluchtmuseum in Arnhem en Rijksmuseum Boerhaave te Leiden. In het Openluchtmuseum staat sinds 2014 een jaknikker van de NAM, die de komst en het onderhoud ervan heeft gefinancierd. De jaknikker symboliseert er het belang van gas voor de modernisering van de Nederlandse natie. Gas heeft ons rijk en welvarend gemaakt. En dat is zeker geen leugen! In een multimediapresentatie worden ook de negatieve effecten van gas genoemd. Maar het bordje dat iedereen leest vertelt toch vooral hoe rijk het gas ons heeft gemaakt. Moest het Openluchtmuseum niet wat woker zijn?

Uitleg bij de jaknikker in het Openluchtmuseum. De narratieve ordening van het historisch verhaal zorgt ervoor dat een positief beeld wordt gereproduceerd.

 

Het Rijksmuseum Boerhaave ging een stap verder. In de in 2017 geopende permanente tentoonstelling krijgt de topvrouw van Shell de ruimte om tussen Nobelprijswinnaars haar verhaal te doen, met windmolens op de achtergrond. Dit zal worden aangepast. Boerhaave helpt zo bij het greenwashen van Shell, in het museum zelf. In een tijdelijke tentoonstelling in 2011-2012 werd Nederland trots als een fossielebrandstoffenland gepositioneerd. In een opiniestuk voor NRC gaf een curator zelfs een duidelijke boodschap: ‘Nederland = fossielebrandstofland’. In plaats van een duurzame toekomst bepleitte de curator het gebruik van het extreem vervuilende schaliegas. Dit leest als propaganda, binnen tentoonstellingen die flink zijn betaald door Shell. En die financiering was nodig om het museum draaiend te houden.

Open de zwarte doos!

Als een gesponsorde tentoonstelling een wat eenzijdiger verhaal vertelt, is dat dan bewijs van invloed? Is dit propaganda en vooringenomen geschiedschrijving? We kunnen dat niet bewijzen met de beschikbare informatie. Maar we kunnen wel wijzen op de correlatie en daarbij vraagtekens zetten. Daarom tot slot deze dubbele boodschap aan het werkveld. Ten eerste: maak er een best practice van om de overeenkomsten en interactie openbaar te maken, zoals het Drents Museum deed in 1997. Het gevoel van verantwoordelijkheid creëert een cultuur van kritisch denken over invloed en kan beschuldigingen direct ontkrachten. Ten tweede: laten we hierover praten als sector. Tegenwoordig kunnen gas en olie nog maar op weinig maatschappelijke steun rekenen, maar zij zijn niet de enige sponsors van musea. De maatschappelijke beeldvorming over verschillende bedrijfssectoren zal met de tijd veranderen. En ook dan zullen er voor musea gevolgen zijn.

 

Dr. Gertjan Plets is universitair hoofddocent cultuurgeschiedenis en erfgoedstudies aan de Universiteit Utrecht. Hij onderzoekt de rol van private financiering in de museumsector.

Marin Kuijt volgt de onderzoeksmaster Colonial and Global History aan de Universiteit Leiden. Hij is gespecialiseerd in de koloniale geschiedenis van Nederlandse gas- en oliebedrijven.

Dit artikel is verschenen in Museumpeil 59 en is de samenvatting van een langer academisch artikel. De volledige versie vind je in BMGN-Low Countries Historical Review: https://bmgn-lchr.nl/article/view/7028