Hoe maak je een goede museumtekst?

Soms stuit je op een boek, dat je het liefst zelf had geschreven. ‘Kort en krachtig, 50 tips voor goede museumteksten’ is zo’n boekje. In 50 tips geven de auteurs precies aan wat je moet doen om een goede zaaltekst of objecttekst te schrijven.

Kom meteen ter zake

De tips zijn glashelder en worden steeds met voorbeelden onderbouwd. Een mooi voorbeeld is tip 4: Kom meteen ter zake

Niet:

Blokfluit, ca. 1400

Speellieden zorgen, samen met blokfluitisten en draailierspelers, voor muziek in kroegen, kastelen en op straat. Deze blokfluit is één van de oudste van Europa en zeer uniek. Hij is gevonden in de waterput van Huis te Merwede. De resten van het kasteel staan nog langs de oever van de rivier (50 woorden)

Maar:

Deze blokfluit is één van de oudste van Europa en zeer zeldzaam. In de middeleeuwen zorgden speellieden voor muziek in kroegen, kastelen en op straat. De blokfluit is gevonden in de waterput van Huis te Merwede. De resten van het kasteel staan nog langs de oever van de rivier. (51 woorden)

Beschrijf niet wat de bezoeker zelf kan zien

Ook tip 20 is een klassieker: Beschrijf niet wat de bezoeker zelf kan zien. Het is saai! En zonde van de ruimte. Vermijd dus uitgebreide zakelijke beschrijvingen. Een voorbeeld:

Casper Netscher (1639-1684) 

Interieur met een moeder die het haar van haar kind kamt

1669 Rijksmuseum Amsterdam

Hoe het wel moet, dat laten ze overtuigend zien aan de hand van twee alternatieve tekstbordjes.

Ten slotte, tekstbordjes zijn niet bij iedereen in museumland geliefd, maar volgens de auteurs heeft elk object dat tentoongesteld wordt ook recht op en leesbaar tekstbordje. Geen enkel object spreekt voor zichzelf. Hun inspirerende boekje bevat naast vijftig praktische tips ook nog informatie over leerstijlen, leesbaarheidstesten en vormgeving. Een echte aanrader!

Marleen van Soest en Annemarie Vels Heijn: Kort en krachtig, vijftig tips voor goede museumteksten

Waanders Uitgevers, Zwolle, 2017, 68 pag. 15 euro