Boekentips
De opkomst van duister toerisme
Kerkhoven en kerkers kijken.
Duister toerisme, ook wel thanatoerisme genoemd, is een vorm van toerisme waarbij historische plekken worden bezocht, die te maken hebben met dood en tragedie. Deze vorm van toerisme wordt steeds populairder. Auschwitz trekt jaarlijks 1,5 miljoen bezoekers. De voormalige gevangenis op Robbeneiland in Zuid Afrika trekt per jaar 220.000 bezoekers en is daarmee een van de grootste toeristische trekpleisters van Zuid Afrika. Aan de geprepareerde lijken Van Body Worlds vergaapten zich op verschillende plaatsen zelfs al 40 miljoen belangstellenden Wij vroegen de historicus Karel Werdler, auteur van het vorig jaar verschenen boek “Dark Tourism; de dood achterna”, naar redenen van de groeiende populariteit van deze vorm van toerisme.
Is duister toerisme een nieuw fenomeen?
Nee duister toerisme bestaat eigenlijk al heel lang. Onze voorouders waren ook al gefascineerd door de dood. Zo waren in de Klassieke oudheid de gladiatorengevechten populair en kwamen er veel mensen af op openbare executies. Met de komst van het christendom komt er vooral aandacht voor diegenen, die als martelaren voor hun geloof zijn gestorven. Namen als Marcus, Jacobus, Lucas, Petrus en Paulus zijn onlosmakelijk verbonden met de gewelddadige fase van het vroege bestaan van het christendom en plaatsen waar zij zijn omgekomen ontwikkelden zich op den duur tot pelgrimsoorden. Ook slagvelden stonden eerder in de belangstelling. Verder was het in het Amsterdam van de 18de eeuw heel gewoon om bezoekers mee te nemen naar het Spin of Rasphuis en de veroordeelden daar niet alleen te bekijken maar ook te beschimpen (Mak, 1995). De laatste decennia is het duister toerisme echter in een stroomversnelling gekomen en in 1995 introduceerden de onderzoekers John Lennon en Malcolm Foley het begrip “dark tourism” voor deze vorm van vrije tijdsbesteding.
Waarom wint duister toerisme aan populariteit ?
Dan kan komen door een goede marketing en ook de invloed en snelheid van de moderne massacommunicatiemiddelen speelt een rol. Verder komt het tegemoet aan gevoelens van onzekerheid en twijfel in onze postmoderne samenleving. Het actuele nieuws over oorlogen, natuurrampen en aanslagen wordt binnen de kortste keren wereldwijd verspreid en dankzij de media is bijna iedereen ooggetuige. Tegelijkertijd wordt keer op keer aangetoond dat we als mensheid veel onder controle hebben ,maar toch vaak machteloos staan tegenover natuurgeweld, technisch falen en strijd. Met het leeglopen van de kerken zoeken mensen daarom naar andere plekken om na te denken over leven en dood, over goed en kwaad. Tenslotte is er sprake van commercialisering van bestemmingen voor duister toerisme. Deze locaties worden dikwijls onderdeel van een groter (toeristisch) aanbod en geïnstitutionaliseerd in de vorm van bijvoorbeeld een museum of een informatiecentrum.
Waaruit bestaat het aanbod van Duister toerisme ?
De Engelse onderzoeker Philip Stone geeft een handig overzicht van de verschillende vormen van duister toerisme. Duistere pretparken zoals de Amsterdam Dungeon behoren tot de meest onschuldige vorm van thanatoerisme. Deze attracties bestaan uit bezienswaardigheden, die de bezoeker de mogelijkheid biedt eens lekker te griezelen. Het gaat hier vooral om entertainment. Tot dezelfde categorie van duistere pret behoren de vele wandelingen, die wereldwijd als ghost tours worden aangeboden. Het zijn stadswandelingen, die doorspekt zijn met verhalen over bloed, moorden, executies, ziektes, spoken en andere mysteries.
Duistere tentoonstellingen, waar een educatief element nadrukkelijk aanwezig is vormen een tweede groep attracties Een voorbeeld daarvan is “Body Worlds”. Deze reizende expositie laat in meer dan 200 anatomische preparaten de complexiteit, veerkracht en de kwetsbaarheid van het menselijk lichaam zien. Martelmusea behoren ook tot deze categorie evenals musea, die zijn gewijd aan uitvaartcultuur. Museum “Tot Zover” bij de Amsterdamse Nieuwe Oosterbegraafplaats is het bekendste Nederlandse voorbeeld van dit laatste..
Duistere gevangenissen vormen een derde categorie. Hier kunnen bezoekers kennis maken met historische vormen van strafrecht en de toepassing daarvan. Daartoe behoren niet alleen de “griezelige ”Middeleeuwse kerkers, maar ook meer recente gevangenissen zoals Robbeneiland in Zuid Afrika en Alcatraz in de VS. Het bekendste Nederlandse voorbeeld van zo’n attractie is de Gevangenenpoort in Den Haag.
Een andere categorie vormen duistere laatste rustplaatsen zoals begraafplaatsen en afzonderlijke grafmonumenten. Een bekend voorbeeld is de beroemde begraafplaats Père-Lachaise in Parijs. Bekende Nederlandse voorbeelden zijn de begraafplaats Zorgvliet bij Amsterdam en Oud Eik en Duinen bij Den Haag, waar vele bekende Nederlanders hun laatste rustplaats vinden.
Duistere conflictlocaties zoals slagvelden of plekken waar bekende personen zijn vermoord horen tot een aparte groep. Reizen naar de slagvelden van de Eerste en Tweede Wereldoorlog behoren tot dit aanbod. Vernietigingskampen zoals Mauthausen en Auschwitz vertegenwoordigen de meest duistere kant van het spectrum.
Waarom bezoeken mensen deze nare plekken ?
Hoewel de studie van duister of thanatoerisme nog relatief jong is, zijn er verschillende onderzoeksrapporten verschenen over de motieven van de thanatoerist. Bij dit onderzoek zijn er twee groepen onderzoekers. Onderzoekers uit de ene groep beweren dat bezoekers van nare en macabere plekken vooral zijn gefascineerd door de dood. Tot deze groep behoren de Engelse onderzoekers Sharpley en Stone. Zij zien in duister toerisme de belangstelling voor de dood en zij wijzen op de neutraliserende werking van plekken van dood en rampspoed. In het moderne leven is de dood min of meer achter de coulissen beland. De samenleving is sterk geseculariseerd en mensen moeten in het aangezicht van de dood steeds meer hun eigen oplossingen vinden. Dat maakt hen kwetsbaar. Duister toerisme zou je volgens Sharpley en Stone kunnen zien als een sociaal geaccepteerde vorm om met de dood om te gaan. Het is een middel om in een sfeer van normaliteit de nieuwsgierigheid naar de dood te bevredigen en zo de angst voor de dood enigszins te neutraliseren.
Onderzoekers uit de andere groep stellen dat bezoekers van macabere plekken ook heel andere motieven kunnen hebben dan fascinatie voor de dood. Uit publieksonderzoek onder bezoekers aan het Herinneringscentrum Kamp Westerbork bleek bijvoorbeeld dat belangstelling voor de dood geen reden was voor het bezoek. De meeste bezoekers waren in de buurt op vakantie en werden gedreven door nieuwsgierigheid, door de wens de slachtoffers te herdenken of omdat een bezoek aan Westerbork nu eenmaal “iets is , wat je moet doen”. Onderzoek door toerisme-onderzoeker Avital Biran in Auschwitz leverde vergelijkbare resultaten op. Hij concludeerde dat de motieven van de bezoekers sterk doen denken aan de redenen waarom andere attracties op het gebied van erfgoed worden bezocht: behoefte aan begrip en informatie en de behoefte om de echte plek met eigen ogen te zien. Onderzoekers uit deze groep stellen dat niet elke bezoeker aan plaatsen, waar de dood wordt gepresenteerd, noodzakelijkerwijs een thanatoerist hoeft te zijn.
Interviewer: Girbe Buist
Foto: Karel Werder
Geraadpleegde bronnen:
- Karel Werdler, Dark Tourism; de dood achterna, Nieuwegein 2015.
- Warna Oosterbaan, “Cool: kerkers en knekels kijken” in NRC Handelsblad 1/8/2015. http://www.nrc.nl/handelsblad/2015/08/01/cool-kerkers-en-knekels-kijken-1519938
Personalia:
Karel Werdler werkt sinds 2000 bij de opleidingen toeristisch en vrijetijdsmanagement van Hogeschool Inholland in Diemen als manager externe relaties en senior lecturer. Voorheen was hij werkzaam bij de NHTV en verschillende Nederlandse en buitenlandse touroperators onder meer in Afrika en het caribisch gebied. Naast het geven van colleges is hij verantwoordelijk voor verschillende projecten vanuit de hogeschool, zoals een samenwerkingsverband met de VU en Nuffic dat zich richt op het trainen van docenten toeristisch onderwijs aan de universiteit van Kigali in Rwanda. Vorig jaar verscheen zijn boek “Dark Tourism, de dood achterna”.
Girbe Buist was werkzaam bij de Stichting Kunst & Cultuur Overijssel als adviseur musea en erfgoed. Vanaf 2013 heeft hij zijn eigen bedrijf “Girbe Buist, Belevingsprojecten en verhalen”