Bedrijfsvoering, Uitgelicht

Mirjam Moll: Corona is keerpunt voor musea

Mirjam Moll
Gepubliceerd: 8 december 2020 om 16:25   /   door

 Mirjam Moll, directeur Museumvereniging over de effecten van corona voor de museumwereld. Corona is een keerpunt na jaren van groei, musea moeten hun toekomstvisie herijken.

De covid-19-crisis laat diepe sporen na. Mensen maken zich zorgen om hun gezondheid en die van hun naasten, hun werk en inkomen. Ook de museumwereld ontkomt niet aan de gevolgen van de crisis. Veel musea dreigen het niet te redden als er geen passende steun voor de langere termijn komt en blijft komen. Mirjam Moll, directeur van de Museumvereniging, probeert dat rampscenario te verhinderen. Ze heeft bijna dagelijks contact met de betrokken ministeries. We spraken over de gevolgen van de coronapandemie voor de toekomst van de musea en over de rol van de Museumvereniging. 

Het coronakeerpunt

Is het nog wel leuk om directeur te zijn van de Museumvereniging?

‘Jazeker, alleen nu even niet. Ik hol van de ene Zoomvergadering naar de andere. De coronacrisis hakt er flink in bij musea, maar ik blijf optimistisch. In het voorjaar dreigden zo’n honderd musea, een kwart van de bij ons aangesloten instellingen, hun deuren door corona te moeten sluiten. Gelukkig is de overheid bijgesprongen. Voor de korte termijn is de dreiging afgewend, maar de kans dat musea het op de langere termijn, binnen nu en een jaar, niet meer kunnen bolwerken is nog steeds aanwezig, ondanks de toegezegde steunpakketten.’

Ik neem aan dat je dit ook het duidelijk maakt aan de regering en de Tweede Kamer?

‘Vanzelfsprekend! Ik rammel aan alle deuren, dat gaat zes dagen per week door. Niet alleen voor musea, want samen met vele anderen bepleiten we de belangen van de gehele culturele en creatieve sector.’

Wat zijn de effecten van corona voor musea op de langere termijn?

‘Corona zal een keerpunt blijken te zijn na jaren van groei. Het aantal bezoeken aan musea in Nederland is al zo’n tien jaar bijzonder groot. Vorig jaar telden de musea er bijna 33 miljoen. Dit aantal zullen ze de komende jaren bij lange na niet halen. Ik verwacht ook voor de jaren na corona een daling. Voor 2020 rekenen we op hooguit 9 miljoen.’

Bezuinigende gemeenten

Musea halen de helft van hun eigen inkomsten uit de verkoop van toegangsbewijzen. Die zullen dus sterk teruglopen. Daarnaast worden gemeentemusea al een tijdje geconfronteerd met krimpende subsidies. Verwacht je dat gemeentemusea zullen moeten sluiten?

‘Hopelijk niet. Het is niet dat gemeenten hun musea minder belangrijk vinden. Het probleem is dat gemeenten worden gefinancierd uit het Gemeentefonds. Dat wordt gevuld door de Rijksoverheid. In de afspraken tussen de gemeenten en het kabinet zit een vertraging, waardoor er nu te weinig geld zit in het Gemeentefonds. Daarnaast zijn gemeenten financieel verantwoordelijk geworden voor de uitvoering de WMO, de wet Maatschappelijke Ondersteuning, en van de jeugdzorg. En anders dan het Rijk mogen gemeenten geen tekorten op hun begroting hebben. Dus in zekere zin kun je zeggen dat de tekorten bij de uitvoering van de WMO worden gedicht door bezuinigingen op collectieve voorzieningen, zoals zwembaden, bibliotheken en musea. We steunen daarom de lobby van de Nederlandse gemeenten voor meer geld in het Gemeentefonds.’

‘Musea zijn financieel kwetsbaar, nog meer nu een groot deel van de eigen inkomsten wegvalt. Ik heb dan ook niet alleen over subsidies. Veel risico’s zijn nu onverzekerbaar, denk aan het uitlenen van collectiestukken aan grote kunstmanifestaties. We zouden als musea graag zien dat het Rijk samen met de verzekeraars tot een garantieregeling komt. We zien verder dat musea niet goed bij banken terecht kunnen voor leningen. Ook daar kan een overheid bij helpen om leningen een langere looptijd te geven met een lage rente. De looptijd van de meeste leningen is nu maar drie jaar.’

Drie uitdagingen

Als de bezoekersaantallen niet zullen groeien en we al blij moeten zijn met een stabilisatie van bezoekersaantallen en subsidies, waarop moeten musea dan nu inzetten voor de toekomst?

‘Ik zie deze crisis óók als een kans voor de museumwereld. We moeten onze toekomstvisie herijken. Ik zou vooral in diversiteit en inclusie willen investeren. Daar zul je het bezoekersaantal niet mee opkrikken, maar je verbreedt je basis. Daarnaast moeten we kijken hoe we jonge conservatoren en collectieonderzoekers in dienst kunnen blijven nemen en houden. Je zult zien dat veel musea tijdelijke contracten niet verlengen. We mogen deze generatie niet in de kou laten staan. We zullen ook iets moeten doen aan de onderbetaling van beeldend kunstenaars. Dat moet echt anders! Er is niet voor niets een honorariumrichtlijn en een fair practice code. Dat zijn drie belangrijke uitdagingen voor de toekomst.

We hebben in Nederland zo’n duizend musea, waarvan er ruim vierhonderd bij de Museumvereniging zijn aangesloten. Gaan de andere zeshonderd het redden?

‘Ik hoop het wel. Ik heb goede herinneringen aan het Theepottenmuseum in Swartbroek. Het is ooit door de ANWB gekozen tot een van de leukste uitjes van Limburg. Dat is prachtig. Dit soort musea heeft vaak een collectie die bij iemand hoort die het met veel liefde heeft verzameld. Maar als die persoon wegvalt, dan valt vaak ook de collectie weg. Dat type museum is evengoed waardevol, maar het heeft vaak vooral een lokale waarde.’

Afvlakkend mattheuseffect

Als we inzoomen op de musea die bij de Museumvereniging zijn aangesloten, dan zien we recent een groeiende tweedeling. Je hebt dat met een term uit de sociologie het mattheuseffect genoemd: de grote musea blijven groeien en de kleine krijgen het steeds moeilijker. Wat is het effect van de coronacrisis op deze tweedeling?

‘Als je deze grote musea dan vergelijkt met de kleinere, dan zie je dat de kleinere in het voordeel zijn. Ze beschikken vaak over een trouwe fanbase. Ze zijn veel sterker lokaal geworteld en dragen door hun vrijwilligerswerk veel meer bij aan de sociale cohesie in hun gemeenten. Ik verwacht dat hierdoor het mattheuseffect zal afvlakken. Dat is dan een geluk bij een ongeluk.’

Branchevereniging

Museumpeil is een blad van en voor Nederlandse en Vlaamse musea. Hoe is jullie relatie met de Vlaamse museumwereld? En wat zie je als de grootste verschillen tussen beide landen?

‘We hebben goede contacten met Vlaanderen. Als uitgever van de Museumkaart hebben we meegeholpen om in België de Museumpas op te starten. Wat me opvalt bij onze zuiderburen, is dat de regionale verschillen nog groot zijn. Daarnaast wordt een museumdirecteur daar veel meer gerespecteerd. Je bent daar nog een notabele.’

‘Ook petje af voor wat FARO allemaal doet. Zij steken veel energie in deskundigheids-bevordering, in het aanbieden van allerlei cursussen. Dat doen wij als Museumvereniging niet meer, omdat onze leden – de museumdirecteuren – zo’n vijftien jaar geleden besloten dat we ons als vereniging sterker moesten concentreren op de lobby en het vergroten van het verdienvermogen van musea. We zijn ons gaan richten op de kwaliteitseisen en integriteit van de sector. Het was een bewuste keuze van onze leden om een bracheorganisatie te worden.’

Was dat ook niet noodgedwongen, omdat de subsidies terugliepen?

‘Je hebt deels gelijk. In de periode 2006-2008 waren de musea zo dapper om te zeggen:

wij willen een branchevereniging in plaats van een ondersteunende vereniging. Daarop heeft de overheid haar subsidie aan de Museumvereniging stopgezet. We hebben nog een paar jaar trainingen en opleidingen verzorgd, maar we zijn er in 2015 mee gestopt. Het is in fases gegaan.’

In de provincie hoor ik regelmatig de klacht dat de Museumvereniging sindsdien vooral staat voor de belangen van de grote musea. Is dat een reëel verwijt?

‘Ik heb dat ook wel gehoord, maar in deze tijden van corona is dat verwijt gekeerd. Ik vind het belangrijk dat je er als Museumvereniging voor alle leden bent. Ik probeer om elke week drie musea te spreken. Omdat we meer kleinere dan grote musea hebben, spreek ik ook meer kleine musea dan grote. Door te bellen en te vragen waarmee we kunnen helpen, weet ik veel beter waar de behoeften liggen.’

Museumdefinitie

De museumwereld heeft internationaal maar ook nationaal zeer verdeeld gereageerd op het voorstel voor een nieuwe museumdefinitie. Wat vind jij ervan?

‘Ik vind dat we moeten oppassen dat musea niet verworden tot “een clubhuis met collectie”. Ik ben heel erg voor diversiteit en inclusie, voor meerstemmigheid. Ik ben ook voor een nieuwe manier van werken, dat je met het publiek op zoek gaat naar het verhaal achter de collectie. Volgens mij kun je dat ook binnen de huidige definitie. Ik ben geen tegenstander van het actualiseren van de museumdefinitie, maar je moet niet doen alsof musea alleen nog maar sociale ontmoetingsplaatsen zijn. Dat doet tekort aan de verscheidenheid én de rijkheid van de betekenis van musea voor de samenleving.’

‘De internationale discussie over de nieuwe museumdefinitie is daarnaast ook lastig, omdat er allerlei kwesties deel van uitmaken. Zo speelt de tegenstelling tussen Noord en Zuid een grote rol, in feite het rijke Westen tegenover de voormalige koloniën. Kortom, het is een complexe en gelaagde discussie die ik nog niemand goed heb zien ontrafelen.’

Inspirerende ervaringen

Musea staan voor grote uitdagingen voor de korte en de langere termijn. Als je een wens zou mogen doen, wat wordt die dan?

‘Oh jee, dat weet ik niet.’ Mirjam lijkt verrast en zwijgt een tijdje. ‘Als ik maar één wens mag doen, dan is mijn wens dat iedere Nederlander dicht bij huis het verhaal van de eigen regio of stad zo tot zich kan nemen dat hij of zij daar ook trots op kan zijn. Daarnaast maak ik me zorgen over de toegankelijkheid van musea. Ik zou die zorg graag in een wens vertalen: dat museumbezoek betaalbaar blijft voor iedereen. In tijden van crisis hebben ook musea het moeilijk. Als de subsidies minder worden, dan is een mogelijke oplossing om de toegangsprijs te verhogen en dan dreig je als musea elitair te worden. Ik vind dat musea juist voor iedereen toegankelijk moeten zijn.’

Ten slotte: wat is je favoriete museum?

‘Je hebt de lastigste vraag voor het eind bewaard. Daar kan ik geen eerlijk antwoord op geven, omdat van mij wordt verwacht dat alle musea mij even dierbaar zijn. Dat zijn ze ook, maar de herinnering aan mijn eerste museumbezoek is nog steeds het sterkst. Als kind van vijf jaar mocht ik met mijn oma mee naar het Stedelijk Museum in Amsterdam. Ik herinner mij vooral die monumentale trap naar de eerste etage, een echte trap voor prinsesjes, voor Assepoester. Nog steeds vind ik dat trappenhuis magisch.’

‘Toen ik in de tweede klas van het gymnasium zat, gingen wij met de klas vanuit Hengelo naar het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Een bijzondere dag, want de dag ervoor was John Lennon vermoord. Wij zaten in de trein met onze walkmans op naar de Beatles te luisteren. In Leiden stonden we toen ineens voor de Isistempel. Ongelooflijk dat je iets dat je alleen van een plaatje kent, plots in het echt ziet. Dat zal me altijd bijblijven. Ik wens iedereen zulke inspirerende ervaringen toe.’

 

Foto: Courtesy Museumvereniging

interviewer: Franklin van der Pols

Museumvereniging