Bedrijfsvoering, Uitgelicht, Vlaanderen
Musea en archieven, twee gescheiden werelden

Bart de Nil over zijn ervaringen met musea en archieven. Waarom samenwerking lastig is en wat ze van elkaar kunnen leren.
Meer dan twee decennia geleden begon ik mijn professionele loopbaan in een erfgoedinstelling die zowel ‘archief’ als ‘museum’ in haar naam droeg. Ik was toen nog jong en naïef genoeg om te geloven dat archieven en musea twee geheugeninstellingen zijn die in hun essentie hetzelfde doel voor ogen hadden. Ondertussen ben ik tot de jaren van verstand gekomen en besef ik dat het gaat over twee fundamenteel verschillende werelden die wel heel wat delen en van elkaars manier van werken veel kunnen opsteken.
The silence of the LAMS
De jaren negentig van de vorige eeuw en ook het begin van deze eeuw, dat was de periode van de LAMs (Libraries, Archives, Museums). Dit Engelstalige acroniem stond voor een internationale tendens naar meer structurele samenwerking tussen collectiehoudende erfgoedinstellingen: musea, archieven en erfgoedbibliotheken. Dat werd toen gezien als een noodzakelijke en onvermijdelijke evolutie om de uitdagingen van de digitalisering en het duurzaam bewaren van digitaal erfgoed aan te pakken. In heel wat landen werden strategische plannen op papier gezet en pogingen ondernomen om de grote erfgoedinstellingen in mindere of meerdere mate structureel te laten samenwerken.
Een studie die toen opgang maakte was Beyond the Silos of the LAMS, waarin de Amerikaanse onderzoekster Diane Zorich een inspirerend traject voor samenwerking tussen erfgoedbewarende instellingen uitwerkte, een Collaboration Continuum. Mensen treden uit hun instellingsgebonden comfortzone als ze met collega’s uit andere instellingen samenwerken. Dat zorgt voor veranderingen, waardoor het soms nodig is een mentale sprong, een leap of faith,te maken als men vooruit wil komen. Zorich verwijst in haar studie naar een uitspraak van Ken Soehner van het Metropolitan Museum of Art, die het beeld van een trapezist gebruikt als hij het heeft over de samenwerking van instellingen die structurele veranderingen teweegbrengen: ‘That is akin to letting go of one trapeze in midair before a new one swings into view.’
Ook in Nederland werden pogingen tot fusies ondernomen, zoals die door de Koninklijke Bibliotheek en het NationaalArchief. In Vlaanderen bleef het beperkt tot kleinschalige initiatieven, zoals in 2003 met Tram 41 in Turnhout, een samenwerkingsverband tussen de Turnhoutse stedelijke musea en het stadsarchief. Ondanks de beste bedoelingen liepen al deze oefeningen fataal af of waren ze uitsluitend cosmetisch van aard: de samenwerking ging niet verder dan een gezamenlijke naam. De Nederlandse studie Cultuur in Contextvan de Reinwardt Academie wees uit dat samenwerkingen vaak spaak liepen op de cultuurverschillen tussen de sectoren: ‘Ondanks alle goede intenties blijkt bij erfgoedbrede samenwerking steeds de eigen traditie van de partners een beperkte rol te spelen. (…) Een eerste inventarisatie geeft de indruk dat de verschillende sectoren op een heel andere manier kijken naar erfgoed. (…) De deelnemers hadden het als waardevol ervaren dat zij de gelegenheid hadden gehad “een kijkje in de keuken van de andere [te] nemen met de benen op tafel”.’
Musea: meer archief worden?
Uit de periode van de LAMs weten we dat musea en archieven een verschillend DNA hebben: hun werking en doelstellingen verschillen. En er zijn cultuurverschillen tussen museum- en archiefmensen. Kort door de bocht: archivarissen zijn van nature eerder corporatistisch. Ze identificeren zichzelf met hun beroep en worden opgeleid om alle domeinen van de archiefwerking te beheersen: van het inventarissen en in dozen steken van archieven tot en met de publiekswerking. Dat is niet verwonderlijk als je weet dat het gros van de archieven bestaat uit zeer kleine teams of uit eenmansarchieven. Museummensen identificeren zich meer met hun instelling, waarin ze een welomschreven rol opnemen: curator, publieksmedewerker, onthaalmedewerker, verantwoordelijk voor het depot, registrator enzovoort.
Is er dan geen convergentie mogelijk tussen musea en archieven? Structureel zal die eerder minimaal blijven, maar in de manier van werken is er zeer veel mogelijk. Zo kunnen musea heel wat leren van de manier waarop archieven een antwoord bieden op intrinsieke vragen van mensen.Andrew Payne, hoofd van het departement Educatie van de National Archives van het Verenigd Koninkrijk, gebruikt tijdens presentaties over de essentie van archieven vaak een citaat uit The Essential Museumvan Elaine Heumann Gurian uit 2006: ‘If satisfying the user’s internalized questions became the main mission of the museum, it might then become “essential”.’ ‘Voldoen aan de geïnternaliseerde vragen van de gebruiker’: archieven doen het dagelijks. Individuen of gemeenschappen komen naar archieven met een persoonlijke vraag of behoefte en die trachten daar door het aanbieden van hun collecties en kennis een antwoord op te geven. Het zijn de gebruikers die uit de archiefstukken kiezen wat voor hen belangrijk is, zij geven daar eigen interpretaties aan en doen er hun ding mee. In die optiek zouden musea wat meer archieven kunnen zijn. In plaats van te trachten antwoorden te bieden door de wijze waarop ze collecties tonen of interpreteren, zouden ze hun depots beter gewoon binnenstebuiten keren en toegankelijk maken voor individuen en gemeenschappen. Die er dan vrij ‘hun ding’ mee kunnen doen om zo antwoorden te vinden op hun intrinsieke vragen.
Samen outreachen
Aan de andere kant kunnen archieven leren van de receptieve houding van musea, in het bijzonder van hun ervaring met het werken in buurten. Vooral in de Angelsaksische landen hebben intussen heel wat musea een inspirerende outreachwerking. Wanneer er in Erfgoedland wordt gesproken overoutreachend werken in de buurt, worden in de regel praktijkvoorbeelden uit musea gegeven. Internationaal gezien zijn maar zeer weinig archieven in dit domein actief, wat vreemd is omdat archieven meer dan andere erfgoedcollecties van oudsher een directe binding met hun lokale omgeving hebben: ze bewaren het lokale erfgoed, verzamelen verhalen van bewoners en staan midden in de geschiedenis van gehuchten, wijken en buurten. Hier kunnen archieven en musea samen het verschil maken.
In landen waar outreachend werken sterk is ingeburgerd, ontwikkelen musea en archieven soms samen een aanbod.Zoals in Canada, waar bijvoorbeeld het Royal British Columbia Museum and Archives thematische outreach kitsheeft voor groepen die het museum of archief niet kunnen bezoeken. Die kitsworden samengesteld met materiaal uit de museum- en archiefcollecties. Een ander bekend voorbeeld is Tyne & Wear Archives & Museums in Newcastle, waar het outreachteam, dat werkt vanuit een museum, het archief ziet als een partner voor het ontwikkelen van een aanbod.
Een dergelijke buurt- en gemeenschapsgerichte samenwerking van het archief en het museum ontstaat ook in het programma Archief om de hoek van FARO, het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed. Dat werd in 2018 opgestart om expertise op te bouwen en tools te ontwikkelen ter ondersteuning van archieven die een outreachende buurtwerking willen opzetten. Met de stadsarchieven van de Vlaamse centrumsteden Aalst en Turnhout werden langlopende piloottrajecten in een buurt opgezet. De stedelijke musea lopen in die pilotsmee om hun collecties en expertise te delen. Aan de andere kant leren musea dat hun archiefcollega’s om de hoek zowel oude als nieuwe verhalen in een buurt naar bovenhalen, die zij kunnen gebruiken. Een win-win, heet dat dan.
Bart De Nil, werkt als adviseur Participatie/Welzijn voor FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed.
(bij de foto: Project “Archief om de hoek” in Turnhout)
Artikel uit Museumpeil 53/54
Bronnen:
Zorich e.a., Beyond the Silos of the LAMS. Collaboration Among Libraries, Archives and Museums, Dublin,2008, p. 5.Zie ook: www.oclc.org/programs/publications/reports/2008-05.pdf
Cultuur in context. Erfgoeddata in nieuwe samenhang, Amsterdam, Reinwardt Academie, 2009, p. 85-86.