Publiek, Publiek en presentatie

Onder de mat of op tafel?

Gepubliceerd: 3 mei 2024 om 15:19   /   door

Omgaan met moeilijke verhalen bij geschiedenis in opdracht

Een jubileum is het perfecte moment voor bedrijven en organisaties om uit te pakken met hun geschiedenis. Met een publicatie of tentoonstelling kunnen ze mijlpalen en verwezenlijkingen in de verf zetten. Maar wat met gebeurtenissen waarop je niet trots kunt terugblikken? Veeg je die donkere bladzijden onder de mat? Of leg je ze op tafel? Private opdrachtgevers, zoals bedrijven of andere organisaties, nemen regelmatig externe historici onder de arm om onderzoek te doen naar hun geschiedenis. Hoe ga je dan als opdrachtnemer met gevoelige thema’s en schurend erfgoed om? En hoe met je private opdrachtgevers? Bemoeilijkt je positie als opdrachtnemer je kritische blik als historicus? Aline Sax en Veronique Van Humskerke van historisch projectbureau Geheugen Collectief vertellen. 

Een ongenode gast

Een bedrijf dat 100 wordt, heeft een groot deel van de 20e eeuw meegemaakt. Eigenaars zijn vanzelfsprekend trots op die lange staat van dienst. Maar de 20e eeuw draagt ook collaboratie, kolonialisme en discriminatie met zich mee. Familieruzies, fraude, vervuiling en sociale onrusten zijn van alle tijden. Het hoeft dus niet te verwonderen dat je lastige verhalen tegenkomt, wanneer je in het verleden duikt.

De concrete aanleiding voor een bedrijfsgeschiedenis is vaak een feestelijke gelegenheid – bijvoorbeeld een jubileum of het aantreden van een nieuwe generatie aan de top. Lastige verhalen zijn dan een ongenode gast. En toch, zo blijkt uit onze praktijk, mag je niet veronderstellen dat een private opdrachtgever de geschiedenis niet recht in de ogen durft kijken.

 We moeten eens praten …

Aan onze opdrachtgevers vragen we bij de start van een project carte blanche. We willen alles mogen onderzoeken. In ruil beloven we om niet op eigen houtje naar buiten te komen met de onderzoeksresultaten. Dat gebeurt steeds in overleg. Wanneer er schurende verhalen bovenkomen, zitten we samen rond de tafel. Als publiekshistorici hebben we de juiste achtergrondkennis om de context van de gebeurtenissen verder te onderzoeken en te duiden voor de opdrachtgever. Zo kunnen we hem helpen beslissen om die moeilijke verhalen niet gewoon uit de weg te gaan.

In 2022 kregen we de vraag om de geschiedenis te onderzoeken van een Belgisch bedrijf dat jarenlang actief was in de Congolese katoenindustrie. De eigenaar, onze opdrachtgever, was ervan overtuigd dat dat een positief verhaal zou zijn. Het bedrijf had bijvoorbeeld heel wat bijgedragen tot de gezondheidszorg in Congo. Toch moesten we hem ook de keerzijde van die medaille vertellen. Door hem de bredere historische context te schetsen begreep hij dat de geschiedenis problematischer was dan gedacht. Dankzij die bredere context stemde hij er toch mee in het onderzoek integraal te publiceren. En zo gaat het vaak. De historische context geeft een breder perspectief op de geschiedenis waardoor de opdrachtgever zijn hedendaagse bril kan afzetten. De context praat de gemaakte keuzes uit het verleden niet goed, maar helpt wel om het waarom en de impact ervan te bevatten.

In 2009 kregen we de vraag van Standaard Uitgeverij en de erven Vandersteen om te onderzoeken of Willy Vandersteen tijdens de Tweede Wereldoorlog onder het pseudoniem Kaproen antisemitische spotprenten tekende. Die geruchten deden al lang de ronde, maar de opdrachtgevers veronderstelden dat we geen onomstotelijk bewijs zouden vinden. Dat deden we wel. Met die ongemakkelijke waarheid op tafel, vroegen ze bijkomend onderzoek en een rapport waarin we de gebeurtenissen zouden duiden. De uitgeverij en de nabestaanden wilden het kader kennen waarbinnen Vandersteen gehandeld had.

Wiens brood men eet?

Het einddoel van onze opdrachten is vaak een publieksgericht product, zoals een boek of een expo. Maar wat met die zwarte bladzijden? Steden, musea of erfgoedverenigingen schuiven ook vaak op hun stoel bij lastige verhalen, maar een private opdrachtgever zou ze gemakkelijker onder de mat kunnen vegen: er zijn meestal weinig mensen op de hoogte van het onderzoek en er kijkt geen onafhankelijk wetenschappelijk comité toe. De opdrachtgever – het voorwerp van het onderzoek – financiert het onderzoek zelf en informatie uit eigen, private archieven is geen openbare kennis. In tegenstelling tot informatie uit publieke archieven.

Toch pleiten wij er als publiekshistorici steeds voor om de donkere kanten van het verhaal onder ogen te zien. De geschiedenis verdraaien of verbloemen is voor ons als historici een no-go. Daar trekken we resoluut een lijn. Wel bekijken we samen met onze opdrachtgever hoe belangrijk het is om het verhaal te brengen, en hoe dat op een goede manier kan.

De publiekshistoricus als gids

Voor die beslissing bestaat geen determineertabel. Er speelt een wisselwerking tussen het inhoudelijke belang van het verhaal en de vorm van het eindproduct. Bij die afweging krijgt de publiekshistoricus de kans om een waardevolle rol te spelen: dankzij zijn kennis en expertise is hij uitstekend geplaatst om de opdrachtgever daarbij te begeleiden.

De publiekshistoricus kan het historisch belang van een verhaal inschatten, het historisch-kritisch kaderen en helpen besluiten hoe het verteld kan worden binnen een concreet eindproduct. Bij dat laatste zijn het opzet en de vorm van belang: een exhaustief boek heeft de ambitie en de ruimte om het volledige verhaal te vertellen, daar horen de moeilijke episodes ook bij. Een tentoonstelling heeft een specifieke insteek, waardoor andere thema’s – zowel positieve als negatieve – automatisch onbesproken blijven.

Niet alleen het opzet, ook het historisch belang speelt mee in de overweging. Sommige verhalen zijn zo gewichtig, dat je er niet omheen kunt. Alleen door ze te vertellen, doe je recht aan de geschiedenis. Als er geen ruimte is om ze te vertellen, moet je ruimte maken. Maar niet elk verhaal moet verteld worden. Familieruzies hoeven bijvoorbeeld niet uitgesmeerd te worden als ze niet bepaalden welke richting het bedrijf of de organisatie uitging.

Binnen een expo is de ruimte om verhalen te vertellen en te duiden beperkt. De scope van het project is dan de leidraad om te bepalen voor welke lastige verhalen je ruimte maakt. Zo maakten we voor Audi een expo over hun fabriek in Vorst. De expo ging niet over de auto-industrie, wel over de geschiedenis van de fabriek. Sociale onrusten op de werkvloer verwerkten we in de expo. Thema’s als het klimaat of de autolobby kwamen niet aan bod, omdat die nu eenmaal niet tot de insteek behoorden. Censuur? Nee, een bewuste keuze die geen onrecht doet aan de geschiedenis, en wel recht doet aan het eindproduct.