Bedrijfsvoering, Columns, Uitgelicht

Ons maatschappelijk kompas is van slag

Gepubliceerd: 9 december 2020 om 11:40   /   door

Corona heeft ons lands bijna stil gelegd, ook de musea. Museumpeil vroeg Arend-Jan Weijsters welke gevaren musea bedreigen? Musea moeten hun posities herijken: over digitalisering, corona en het gevaar van schaalvergroting.

Er is iets opmerkelijks aan de hand. In onze dagelijkse samenleving wordt ons gedrag geconditioneerd door digitale voorzieningen. Contact en ontmoeting worden vluchtiger. Maar wat blijkt, we willen steeds vaker handmatig bezig zijn. De corona lockdown heeft dit verlangen zelfs versneld. Hobbywinkels werden overspoeld met de vraag naar allerhande knutsel-materialen.

Natuurlijk hebben de verschillende devices ons veel profijt gebracht: technisch, economisch en schijnbaar veel tijdvoordeel. Maar neuropsychologen komen hier nu weer op terug. Zij hebben aangetoond dat manuele creativiteit vanuit de insula een specifiek gebied in onze hersenen activeert en dé stimulatoren zijn voor onze persoonlijke ontwikkeling.

Het blijkt ook dat àl onze hersenfuncties langs het ‘loket’ creativiteit gaan. Dus ook onze rationele, emotionele en praktische activiteiten hebben vindingrijkheid nodig. Door bijvoorbeeld veel te tekenen ontwikkel je een scherpe alertheid om je andere hersenfuncties goed te gebruiken en te verbeteren. Tekenen blijkt ook de puurste vorm te zijn van het concreet maken van de ideeën in je hoofd. Alsof men een vertragende en reflecterende werking beoogt. Het tegenovergestelde van wat digitalisering beproeft. Basale en kleine handelingen blijken dus grote invloed te hebben.

De waan van het getal

Maar hoe komt het dat ook musea zich zo afhankelijk hebben gemaakt van schaalvergroting? Steeds meer afstand nemen van het kleine, het intieme. Vertrouwen we nog wel op onze eigen kwaliteit, visie, collega’s, collectie of projecten? Laten we ons niet te veel leiden door de waan van het getal of het groenere gras aan de overkant? En laten we ons niet te veel opjagen door een ‘liefde’ voor megalomane verbouwingen of projecten, die steeds vaker afstand nemen van de aard, collectie of de kerntaken van het museum?

Het heeft wellicht te maken met onze algemene obsessie met groei, versnelling en voortdurende innovatie, dat we onze omgeving willen beheersen. Technologie steeds meer als gids zien. Terwijl het middelen zijn, geen doel op zich. Regelmatig missen we een weerklank in onze relatie tot de dagelijkse werkelijkheid, de praktijk en/of de capaciteiten van de organisatie. Men gaat er te vaak van uit dat het museum alles aankan, terwijl de professionaliteit daar doorgaans niet op is berekend. Veel middelgrote en kleine musea bijvoorbeeld drijven op vrijwilligers. Niet het werven van (inhoudelijke) kwaliteit van de organisatie, medewerkers of expositie wordt nagestreefd, maar het vergaren van aantallen: bezoekers, inkomsten, media-aandacht, enz. ‘Meten is weten’ is daarbij vaak het credo. Maar met welk doel?

Competitie als motivatie

De cijfers en gerationaliseerde informatie worden vaak afgezet tegenover de resultaten van een ander museum. Zelden tegenover de potentie met betrekking tot de/het eigen: missie-visie, personeel, financiële middelen, bezoekers, plaatselijke politiek, stakeholders, collectie, gebouw, enz. Volgens een lid van de raad van toezicht moest mijn ambitie als directeur van Het Nationaal Glasmuseum het bezoekersaantal van het Spoorwegmuseum zijn, 300.000. Dat kreeg ik haast iedere RvT-vergadering te horen. Tijdens mijn periode, de vorige bankencrisis, was het bezoekersaantal gestegen met 180% naar 96.000 en de eigen inkomsten naar 84%. Ondanks dit resultaat was het dus nooit genoeg. Dit wordt in managementtheorieën de Machiavellistische methode genoemd; competitie als motivatie. Psychologen kenmerken deze  werkwijze als een van de redenen waarom professionals of organisaties een burn-out kunnen krijgen.

Toen de directeur van museum De Lakenhal dit voorjaar in de media aankondigde géén blockbuster tentoonstellingen meer te organiseren, schrok de politiek in Leiden daarvan. Men verweet haar zich niet aan de afspraken te houden “om juist wel dit soort publiekstrekkers te huisvesten”. Het toont wederom het verlangen naar grotere aantallen of het museum als experience. In plaats dat men gezamenlijk anticipeert op de realiteit. Nu met corona worden we ertoe gedwongen. Moeten we (letterlijk) een pas op de plaats maken. Betekenisvolle uitwisselingen van gedachten initiëren om met elkaar deze crisis het hoofd te bieden. Hebben we de opdracht terug te keren naar minder bezoekers en kleinere projecten. Het maatschappelijke kompas is van slag, de eigen koers vraagt om herbezinning.

Corona dwingt musea hun positie te herijken

In tijden van crisis bestaat het gevaar dat er altijd wel iemand opstaat die roept: Ik ben jullie redder! Volgende maand heb ik een vaccin voor jullie! Dan doet de opportunistische infectie zijn intrede. Er wordt dan dikwijls gekozen voor (financieel) avontuurlijke projecten en bovenmatige inzet. Toekomstbestendigheid en realisme is dan ondergeschikt. Er wordt niet geluisterd náar de ander, maar geroepen tégen de ander. Kortom, dokter Faust is in de stad.

Zolang we onze resultaten gecultiveerd zichtbaar en meetbaar blijven maken, gaan we ze aan die van anderen toetsen en optimaliseren. Met als doel: meer bezoekers, meer subsidie en sponsoring, meer clicks, meer likes, enz. Zonder dat we het beseffen gaan we op in een steeds toenemende massa. De complete omvang wordt steeds groter, maar onze eigen positie neemt verhoudingsgewijs steeds meer af.

De reden dat we musea e.a. bezoeken is om contact te maken met dat wat ons aanspreekt, onze aandacht trekt en fascinatie oproept. Ja zelfs met dat wat ons wellicht tart. We willen ons laten inspireren door een object, kunstenaar, conservator, onderwerp of verhaal. Dit is een respons gevoed door onze affectie en emotie. Je kunt namelijk het gevoel dat bezoekers willen ervaren niet kunstmatig afdwingen. De coronacrisis dwingt ons echter om onze posities te herijken. Om als mens en instituut deze meer bescheiden en dichter bij huis te plaatsen.

Arend-Jan Weijsters is directeur van AGA LAB in Amsterdam.

Hij was eerder directeur van het Nationaal Glasmuseum in Leerdam en Museum Valkhof in Nijmegen

foto: Arend-Jan Weijsters, © Gert Jan van Rooij