Cultuurbeleid, Uitgelicht

Wat is een museum? Over de Kyoto-definitie

Gepubliceerd: 18 september 2019 om 15:28   /   door

Alles verandert, en dat is goed. We definiëren wat een museum is nu anders dan twintig of zeventig jaar geleden. Maar in Kyoto ging het mis, de voorgestelde verandering zorgde voor veel commotie. Wat was er aan de hand?

In 1946 werd het museum door de internationale museumvereniging (ICOM) gedefinieerd als collection, vanaf  1951 werd het establishment, en sinds1961 is het een permanent institution. De vigerende definitie (versie 6) werd in 2007 in Wenen vastgesteld. Toen is de omschrijving waarover het in musea gaat, material evidence of people and their environmentvervangen door tangible and intangible heritage of humanity and its environment. Op het voorafgaande ICOM-congres in Korea was er door Aziatische collega’s zwaar ingezet op die definitie, en het verzamelen van intangible heritage was inmiddels mainstream geworden. Dat was dus een heel terechte aanpassing en die stuitte ook niet op enig verzet.

Dat was wel even anders op het recente ICOM congres in Kyoto. Er was een uurtje uitgetrokken om in een bijzondere general assemblymuseumdefinitie versie 7 te laten goedkeuren. Maar dat werd uiteindelijk vier uur vergaderen, waarna een ruime tweederde meerderheid het voorstel naar de prullenmand verwees; althans, besloot de stemming erover te verdagen tot volgende jaar. Uitstel is afstel…

De meerderheid kon zich kennelijk niet in de nieuwe definitie herkennen. Waarom niet? Waarover verschilde men van mening? Drie jaar geleden had ICOM de nieuwe Standing Committee for Museum Definition, Prospects and Potentials (MDPP)in het leven geroepen met de opdracht de museumdefinitie up to date te brengen. Onder leiding van mijn oud-collega Jette Sandahl, die ooit het indrukwekkende Museum of World Culture in Gothenburg had gemaakt. Met haar zat er nog een aantal zwaargewichten uit de volkenkundige en wereldculturen hoek in de MDPP. Juist de volkenkundige musea zijn in de afgelopen decennia door een enorme crisis gegaan. Toen ze eenmaal doorhadden – zo rond 1990 – dat ze hun erfenis uit het koloniale verleden drastisch moesten afschudden hebben ze zichzelf opnieuw moeten uitvinden. Het moest voortaan gaan over mensen en wereldculturen, en de nieuwe legitimatie werd gevonden in grote universele verklaringen, zoals die over de rechten van de mens (VN), over culturele diversiteit en intangible heritage (UNESCO) en over klimaatverandering (IPCC). Er kwam een nieuwe museologie, waarin meerstemmigheid, partnerschappen en het delen van kennis en collecties met musea in landen van herkomst een grote rol gingen spelen. Allemaal heel goede ontwikkelingen; ik heb er zelf enthousiast aan meegedaan. Deze transformatie heeft de volkenkundige musea goed gedaan. Ze staan weer fier op de kaart. Zie bijvoorbeeld het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren!

En nu zijn al deze innovaties uit de volkenkundige hoek opeens in de nieuwe museumdefinitie terecht gekomen. Oops! Daarmee vergeleken waren alle vorige aanpassingen klein bier! De permanent institutionmoest opeens plaats maken voor een democratising, inclusive and polyphonic spaces for critical dialogue about the pasts and the futures (ja, meervoud, want iedereen heeft toch een eigen past en eigen future…). En daarna volgt nog een klein essay met goede bedoelingen. De sleutelbegrippen uit het verleden: for the purposes of education, study and enjoymentzijn verdwenen.

Wat ging hier mis? Ik zou zeggen, een voorhoede van musea die zichzelf net opnieuw heeft uitgevonden is op hol geslagen en probeerde zijn mooie visie tot universele waarheid te verklaren, en deze waarheid via de museumdefinitie aan alle musea op te leggen. De museumdefinitie als actiemiddel. Typisch geval van een kromme slag met een rechte knuppel. Daar is onze museumdefinitie niet voor. Laat die nou maar gewoon vastleggen wat universeel aanvaard is en de grootste gemene deler blijven die alle ICOM leden bindt. De nieuwe ICOM Executive Council mag dat proces de komende maanden weer in goede banen gaan leiden, en voor het goede werk van de MDPP een beter communicatie-vorm vinden. Nog zo’n fiasco als in Kyoto kan men zich niet permitteren.

Steven Engelsman

Steven was directeur van het Museum voor Volkenkunde in Leiden en het Weltmuseum in Wenen en is nu voorzitter van de Stichting Museumpeil.

——-

Vigerende definitie uit 2007

A museum is a non-profit, permanent institution in the service of society and its development, open to the public, which acquires, conserves, researches, communicates and exhibits the tangible and intangible heritage of humanity and its environment for the purposes of education, study and enjoyment.

 

Ontwerp definitie 2019

Museums are democratising, inclusive and polyphonic spaces for critical dialogue about the pasts and the futures. Acknowledging and addressing the conflicts and challenges of the present, they hold artefacts and specimens in trust for society, safeguard diverse memories for future generations and guarantee equal rights and equal access to heritage for all people. Museums are not for profit. They are participatory and transparent, and work in active partnership with and for diverse communities to collect, preserve, research, interpret, exhibit, and enhance understandings of the world, aiming to contribute to human dignity and social justice, global equality and planetary wellbeing.

 

Zie ook de analyse van Olga van Oost op de website van FARO

Op deze site kunt u ook een Engelstalige versie van de column vinden: What is a museum?