Publiek en presentatie, Uitgelicht
Waarom krijgen musea niet de expositie die ze willen?
Artikel uit Museumpeil 42 met als thema “Conflicten en spanningen” (2014)
Een interview met Barend Verheijen van Studio Louter, over hoe je een geslaagde tentoonstelling maakt. Maar ook over spanningen tussen musea en tentoonstellingsmakers. Waarom krijgen musea soms niet de exposities die ze willen?
Studio Louter bestaat 18 jaar. Ze maken films, interactieve installaties en concepten voor ten- toonstellingen. Dit jaar heeft de tentoonstelling Het geheugenpaleis – met je hoofd in de archieven van het Nationaal Archief, de Engelse Museums + Heritage Award for Best International Exhibition 2014 gewonnen. De jury prees Het geheugenpaleis vanwege de innovatieve manier van tentoonstellen en het zetten van ‘een nieuwe standaard’. Studio Louter ontwikkelde het concept samen met Todd van Hulzen en het Nationaal Archief.
De expositie Het Geheugenpaleis is gekozen tot de beste tentoonstelling van 2014. Barend, hoe verklaar je dit succes?
’Het was een zeer uitzonderlijk project. Het Nationaal Archief heeft ruimschoots de tijd genomen, er is vier jaar aan gewerkt. Tevens was er een redelijk budget en kwam de ambitie van het Nationaal Archief overeen met het geld dat ze hadden. Vaak hebben musea meer ambitie dan budget. Verder vonden we elkaar in dat wat we wilden. Ze wilden een tentoonstelling met elf verhalen waardoor je inzicht krijgt in het archief. Ze hadden ook een groot probleem, want hun collectie spreekt niet onmiddellijk aan. Het zijn vooral documenten: papier met letters. Maar de verhalen die in die papieren besloten liggen zijn voor iedere Nederlander van belang. Het is echt ongelooflijk wat er ligt, van op- richtingsacte van Nederland tot prachtige verhalen in brieven en dagboeken van terugkeerders uit Indië. Maar het blijven stukjes papier. Ze hadden dus een probleem: hoe kunnen we die verhalen overbrengen? We hebben samen een concept bedacht waarin kunstenaars hun interpretatie van de verhalen geven én we tonen tegelijkertijd de stukken. We vertellen de verhalen dus twee maal.’
Hoe hebben jullie de pitch gewonnen?
‘We hadden gevraagd om een kennismakingsgesprek. Meestal mag dat niet bij een pitch, maar zij vonden dat prima. Dat heeft een leuke middag opgeleverd, waar ons duidelijk werd wat ze echt wilden, wat hun droom was.’
Waarom was dat gesprek zo belangrijk?
‘Het probleem met pitches is, dat je alles moet hebben bedacht zonder dat je de klant hebt gesproken. Meestal worden drie bedrijven uit- genodigd, die allemaal hetzelfde A4-tje krijgen. Vervolgens is het tot de presentatie van de plannen verboden om met het museum te praten, omdat de partijen anders niet meer gelijke informatie zouden hebben. Het museum kiest dan tussen die drie voorstellen. De kans dat je zo precies krijgt wat je wilde hebben is dan heel klein, want we hebben niet met elkaar kunnen praten.
‘Het probleem met pitches is, dat je alles moet hebben bedacht zonder dat je de klant hebt gesproken’
Dat is bizar, want aan een gemiddelde pitch werken we met vijf man anderhalve week. We hebben er dan al zoveel energie ingestoken, dat we niet meer opnieuw kunnen beginnen. Ze krijgen dus iets waaraan ze zelf niet hebben meegedacht.’
Gaat het vaak fout bij pitches?
‘Ja. We hebben bijvoorbeeld ooit een pitch gewonnen, waarbij het uitgangspunt was een kaskraker te maken. Ze wilden vooraf niet zeggen wat het budget was, ze wilden dat we droomden. We hebben toen een prachtige droom voor ze gecomponeerd. Helaas bleek die onuitvoerbaar toen duidelijk werd wat hun budget was. Exposities met een miljoen bezoekers kosten ongeveer tussen een half en een heel miljoen euro. Zij hadden nog geen tiende van het budget dat nodig was.’
Was je boos?
‘Ja, we hebben in eerste instantie besloten het niet te doen en daarna hebben we het toch gedaan. Omdat ze een goede klant zijn.’
Maar hoe heb je dat gedaan? Moest je je plan niet helemaal uitkleden om toch binnen het budget te komen?
‘Nee, dat werkt niet, want dan krijg je een slap aftreksel. We hebben geleerd dat je moet schrappen. Dat je scherpe keuzes moet maken, welke elementen wel en welke niet. Ook met weinig geld kun je prachtige dingen maken, maar je ambitie moet gebaseerd zijn op realiteit. Je kan heel veel doen voor 10.000 euro, als je uitgaat van de vraag: wat kan ik doen voor dat bedrag? Je kunt dan één perfect statement maken, maar geen twintig.’
Als museum kun je dus beter je budget vooraf aangeven?
‘Musea zeggen nu vaak: dit is wat we willen. Ze kiezen daarna voor de goedkoopste aanbieder. Ik denk dat je meer waar voor je geld krijgt, als je vooraf bekend maakt wat je budget is. Bij de pitch kan je dan vergelijken wie bereid is daar het meest voor te doen.’
Zijn er nog andere belemmeringen voor een goed resultaat?
‘Wat we vaak lastig vinden, vooral bij het maken van interactieve media, is dat de opdrachtgever meer over het eindresultaat nagedacht heeft dan over het waarom. Ze geven aan dat de startknop linksonder moet zitten en de indeling van het schermpje zus en zo moet zijn. Men denkt teveel over hoe het eruit moet zien. Maar wat leert de bezoeker? Voor ons is het doel belangrijk, wat wil je ermee bereiken? ‘
Musea denken dus zelf teveel na over het eindproduct?
‘Ja, terwijl ze daar juist een specialistisch bedrijf voor inhuren. Een paar musea doen het anders. Die bellen ons op en zeggen: We willen hier en hier in- formatie over geven, dat kan met een schermpje of anders. Wat denken jullie dat het beste is?
Ook bij tentoonstellingen speelt dit probleem. Vaak is men alvast begonnen de expositie uit te tekenen, maar dat is een vak apart. Musea zien hun probleem vaak goed, maar gaan vervolgens te ge-detailleerd op de oplossing in. Dan komt de inge- huurde specialist, die niets anders doet dan oplos-singen bedenken. Dus zal hij vanuit zijn expertise vaak een betere oplossing bedenken.’
Hoe reageren musea als je dit probleem benoemt?
‘Wij worden gezien als lastige mensen. Het is niet leuk om te horen, dat wat je hebt bedacht misschien niet de beste oplossing is.’
Waarom doe je het dan toch?
‘Omdat wij worden afgerekend op het resultaat. Verder is de oplossing die een museum heeft bedacht, vaak veel duurder dan de oplossing die wij bedenken. Het geld dat je daarmee uitspaart, kun je dan steken in iets dat echt gaaf is. We willen gewoon het best haalbare bereiken.
Wat is de ideale rolverdeling tussen museum en opdrachtnemer?
‘Dat is een vraag waar we al lang mee bezig zijn. Het gaat vaak fout en dan vermors je tijd en geld. Je gaat er bijvoorbeeld stilzwijgend vanuit dat de conservatoren de inhoud zullen verzorgen, maar dat blijkt niet altijd zo te zijn. We hebben nu schema’s waarin we aangeven wie wat doet. Wat doet de klant, wat doen wij en wat doen we samen? Ook een aanspreekpunt is van belang. We hebben veel enthousiaste musea waar iedereen zich leidinggevende bevoegdheden toekent. De conservator, de projectmanager en de directeur gaan je dan allemaal tegelijk aansturen. Ideaal is als we te maken hebben met een klein team, drie man met een duidelijke leidinggevende, één iemand die mag beslissen. Een klein team dat je veel ziet. Niet te veel mailen, want dat is alleen maar ruis.
Het liefst starten we met een kick off, waarin we samen op zoek gaan naar de kern van het probleem en de contouren van de oplossing.’
Wanneer ben je tevreden met het resultaat?
‘Waar we veel aandacht aan besteden is de definition of done, wanneer is iets af? Wanneer zijn we samen tevreden? Veel klanten willen alsmaar meer. Dat is logisch, maar voor ons een risico. We bespreken nu vooraf, wanneer iets af is. Wat houdt tevreden zijn in?
Je hebt een droom. Die droom moet je benoemen en zo concreet mogelijk maken. Bijvoorbeeld, dat je wilt dat het een on- vergetelijke expo wordt. Wat is onvergetelijk? In een heel vroeg stadium probeer je dat samen te benoemen.
‘Je hebt een droom. Die droom moet je benoemen en zo concreet mogelijk maken’.
Het hoogst haalbare voor een museum is, dat je achteraf zegt, wat was dat fantastisch! Dat betekent dat je een emotie hebt gevoeld, anders had je het woord fantastisch nooit gebruikt. Die emotie zoeken en doseren is de kern van een goede expositie. Het is als muziek, er moet ritme in zitten en afwisseling. Er moet een opbouw inzitten, die leidt tot een hoogtepunt. En een expo moet iets herkenbaars hebben, een melodie die steeds terugkeert.’
Heb je ooit een geslaagde tentoonstelling gemaakt zonder spanningen?
‘Als je samen een droom wilt realiseren, zal er soms spanning en wrijving zijn. Spanning die niet goed wordt opgepakt, leidt tot een conflict. Maar spanning benoemen en bespreekbaar maken, zorgt altijd voor een beter resultaat. Zonder wrijving geen glans.’
Foto-onderschrift:
Het Geheugenpaleis, beste expositie van 2014. Foto: Anne Reitsma
Artikel uit Museumpeil 42 met als thema “Conflicten en spanningen” (2014)
interview: Franklin van der Pols